vrijdag 12 maart 2010

vogel

We krijgen bezoek van Adriaan, een goede vriend van mijn vriend, hij woont op Bali en neemt zijn zoon mee. Natuurlijk ziet hij er anders uit dan ik me voorgesteld had. Niet exotisch maar blond en stevig, een charismatische kerel met een vlotte babbel. De mannen, op mijn jongste zoon na, gaan met hem zeilen. Er hangt een stortbui in de lucht die elk moment kan losbarsten. Lekker zeilen zo.
Wij achtergeblevenen vermaken ons prima, binnen en na de bui buiten. Ik kom na een mislukte shop poging thuis in het hotel. Een heel leuk Marc Jacobs jurkje, met een print van zijn naam, laat ik hangen. Veel te prijzig. De mannen zijn terug van een mislukte zeilpoging. Adriaan loopt me tegemoet en vertelt dat zijn zoon, een piepjong vogeltje in de tuin heeft ontdekt. ‘Waar dan, waar zit het vogeltje?’ vraag ik. Zo snel mogelijk wil ik het zien, voor de vogel gevlogen is. De ervaring met de tor ligt nog vers in mijn geheugen.
Op het gras zit inderdaad een klein vogeltje, ik kniel om het van dichtbij te bekijken en zie aan de zijkant van zijn kleine kop donsveertjes zitten. Ter hoogte van zijn oren. Hij schud even en hipt weg. Adriaan, zijn zoon en vrouw, zij is er ook opeens, moeten gaan. We nemen afscheid. Er is nog net tijd voor de laatste duik in het zwembad, dan pakken we in en nemen een taxi naar het vliegveld.
Bali, met zijn mooie mensen die onopvallend, meerdere keren per dag, hun rituelen doen met gevlochten mandjes van palmbladeren met bloemen, koekjes en rijst erin en brandende wierookstokjes erop, zien we zeker nog eens terug.

donderdag 11 maart 2010

tor

De laatste nacht slapen we in een nieuw hotel, het is een verhaal apart, waar ik wijs over zwijg. De kamers zijn luxe, als je naar buiten stapt is het uitzicht benauwd. Praktisch voor de deur staat een tafel met drie rieten stoelen.
Die middag zit ik op zo’n stoel en kijk naar de lege tegenover me. Het volgende moment als ik opkijk is de stoel niet meer leeg. Er zit op de rugleuning een grijze tor, mooi afstekend tegen het bruine riet. De tor doet me denken aan een kei. Zo groot is het beest. Heel lang gebeurd er niets. De tor zit daar stil. Ik sta op een houd mijn neus vlak voor de tor, ik bekijk hem met afstand van boven, ik ga weer terug naar mijn plaats en al die tijd wacht de tor af. Ik ook. Ik verlies het van de tor, loop naar binnen en pak een glas sinaasappelsap. Dit had ik natuurlijk, wat kan ik toch stom bezig zijn, niet moeten doen. Als ik mijn hoofd buiten de deur steek zie ik direct dat de tor gevlogen is. Ik zoek en zoek, dan vind ik hem. De tor zit nu op de grond achter de derde rieten stoel vlak bij de muur, bijna in de hoek. De achtergrond is weer bruin, nu het bruin van een tegel. Nooit zal ik weten hoe deze kei vliegt.

dinsdag 9 maart 2010

gekker

Is een gekker, het moet niet gekker worden, een dier? Geef het beestje een naam. Het is een samenraapsel van gekko en kikker, precies het dier, door mij bedacht omdat ik de officiële naam niet ken. Misschien is het wel een brute mutatie van de natuur, gelukkig maar anders zouden wij, jij en ik, hier niet zijn.
De gekker openbaart zich plotseling zoals iets nieuws, dus vreemd, altijd doet. Komt het omdat je onbewust niet voorbereid bent op nooit eerder waargenomen frivoliteiten?
Ik kijk op als ik de gekker aan de muur geplakt zie. Vervolgens ben ik betoverd. Het beest plakt als een gekko en beweegt als een kikker. De kop, voorpoten, het bovenlichaam zijn gelijk de gekko, de achterpoten zijn op zijn kikkers. De gekker lijkt beweeglijker, het is knap hoe hij springt en verderop weer aan de muur kleeft alsof er niets aan de hand is. Onze ontmoeting duurt kort, hij is net als ik alleen en verdwijnt even abrupt als zijn entree. Ik knipper met mijn ogen en verwerk het even voor ik tot de orde van de middag overga.

maandag 8 maart 2010

wesp

Op het strand settelen we ons bij een gemoedelijk tentje waar we tussen de middag nasi goreng eten. Het is ontzettend lekker met gebakken ei, ze weten precies wat we willen, dubbel gewoon, pittig en extra pittig. We zijn kind aan huis.
Op een dag hangen we daar rond, onze kinderen spelen in het zand met Diva, een Balinese schone van vier, alles is fijn, iedereen vermaakt zich, niemand zeurt, het is zo’n moment dat maar kort kan duren. Dan zie ik, waarschijnlijk de vader van Diva, hij zit op een geïmproviseerde bank, gebiologeerd naar iets kijken. Mijn oudste zoon wil graag spelen met een onduidelijk rijdend eendje en Diva ook, het is van haar dus dit kan moeilijk worden, de moeder van Diva zegt dat ze het mijn zoon moet geven, het lijkt zich op te lossen.
De vader kijkt nog steeds. Nieuwsgierig geworden sta ik op en loop erop af. Hij lacht en wijst waar hij naar kijkt. Het is een soort wesp, heel groot zeker vijf cm, zijn lijf bestaat uit een paar bollen afgewisseld met bolle ovalen met draadjes aan elkaar, die een frisgroene rups meetorst. Het gaat met een behoorlijk tempo voor zo’n zware last, nu weet ik het soortelijk gewicht van wespen en rupsen niet, de rups zal toch een stuk zwaarder zijn. Zou de rups nog leven? Geen idee, laat ik het zo zeggen ik hoop het niet.

zondag 7 maart 2010

hanen

Vandaag is het weer mooi, het is regenseizoen, wij glippen echter tussen de buien door. Het hotel naast ons bereidt zich voor op een reinigingsceremonie, ik hoor muziek, er zijn nogal wat mensen bezig met van alles en nog wat, voor mij in ieder geval onduidelijke zaken. Volgens de Balinese kalender is het tijd om boze geesten te verjagen, goede mogen blijven, dit alles zal morgen aanvangen. Op weg naar het strand horen we op een vaste plek in de route de kukeleku van een haan. Het komt uit een dichtbegroeide tuin, hoe het er uitziet kan ik alleen bedenken, er lopen vast kippen rond en dus die haan.
De volgende dag komen we op straat twee gevlochten manden tegen, dicht van boven, met in elk een haan. Voor de ceremonie natuurlijk, hanengevechten weetje wel, hoe dat zal zijn moet ik ook bedenken want bij de ceremonie van het hotel zijn geen pottenkijkers welkom. Er wordt een vlijmscherp mes aan de poot van de haan gebonden, er zal gefladder zijn, de mensen zitten en staan om het gevecht zoals bij een bokswedstrijd, er wordt onderling gegokt om, als de eerste haan het loodje legt, bergen met geld te kunnen verschuiven. Daarna hoor ik onderweg naar het strand onze haan niet meer, het kan toeval zijn, hoewel ik dat niet geloof.

zaterdag 6 maart 2010

koe

Het pad naar het oneindige blijft trekken, dus daar fietsen we weer. We komen langs van alles en nog wat. Dan staat er op een stuk gras een koe aan de lijn. Een bruine. Het is zo absurd, ik moet denken aan een filmpje dat ik ooit zag. Ik zal me inhouden om het niet na te vertellen zoiets is alleen leuk als je het zelf ziet.
‘Wat is dat?’ vraag ik mijn oudste zoon, voor de verandering. ‘Een koe’ zegt hij. “Wat doet hij daar? vraagt mijn zoon. Dat zou ik ook wel eens willen weten, wat moet in godsnaam deze koe hier? ‘Gras eten’ zeg ik tegen mijn zoon.
Inderdaad het zou leuk zijn als je het zou kunnen zien, maar dat kan niet of je moet op Bali zijn, van het pad af langs het strand, gestopt met fietsen, staand naast je fiets op het terrein van een luxe resort, er liggen volop mensen rondom het zwembad, tegenover een koe, vastgebonden met grof touw aan een pin en de koe gunt je geen blik waardig, hij eet onverstoord door aan sappig mals gras en je staat daar maar te staan. Alsnog kijkt de koe heel even op, kort, eet dan gerust door.

vrijdag 5 maart 2010

kreeften

Hoera we hebben fietsen. Gehuurd. Ze hebben kinderzitjes, mijn dochter zit achterop. Het gaat kantje boord, haar voeten zouden wel eens tussen de spaken van het wiel kunnen komen.
We nemen de weg langs het strand. Stopt deze weg ooit? Het oneindigheidteken uit de wiskundeles neemt reële proporties aan. Dit pad, sorry past beter bij de werkelijkheid, voert langs luxe resorts die als ingeblikte groente op zichzelf staan, je hebt geen idee. Inderdaad mijn dochters voet heeft de ruimte tussen de spaken niet kunnen weerstaan. We stappen af, in een mum van tijd worden we bijgestaan door een paar Nederlanders, dank jullie wel landgenoten, om de penibele situatie op te lossen.
Mijn oudste zoon staat inmiddels met zijn neus tegen een aquarium. ‘Wat is dit?’ vraagt hij aan niemand in het bijzonder. Het is erg druk rondom het zitje van mijn dochter, ze kunnen het heel goed af zonder mij, dus loop ik naar mijn zoon. In de hoek onderin liggen twee kreeften. ‘Kreeften’ zeg ik. Waarom ben ik nu triest? Komt het door de pijn van mijn dochter, pijn in het algemeen, de aardige landgenoten, het onverwachte kleurenpalet, bij kreeften denk ik aan grauw, omdat ze opgegeten gaan worden of doordat ze in de ruime glazen bak het kleinste hoekje hebben gekozen?

donderdag 4 maart 2010

slakken

Op het marmer voor de schuifdeuren glijdt een slak. Het marmer is getroffen door een speelgoedbom en de slak dreigt verstrikt te raken in een vaag stuk plastic. Ik trek aan het plastic en weg is de slak. Hij trekt zich stil terug in zijn huis. Het duurt even voor ik heel langzaam een voelspriet tevoorschijn zie komen, dan nog één en de rest van het lichaam volgt traag.
De slak staat, zodra ik het woord uit mijn mond laat rollen, volop in de belangstelling, je zou kunnen zeggen met stip de hitparade in geknikkerd. Vier paar ogen laten hem geen seconde los. ‘Oh oh’ zegt mijn oudste zoon, we hebben met zijn tweeën een geschiedenis met een hele andere slak, hij schiet in symbiose met het ding. ‘Wat een mooie slak’, zucht mijn zoon. Eerlijk gezegd blijf ik ook geboeid en laat dan de slak de slak. Dat had ik niet moeten doen. Mijn jongste zoon pakt een puzzelstuk op, komt stralend op me af, hij wil het me geven de schat, is zich van geen kwaad bewust, zo onschuldig nog, raakt even uit balans, hervindt zich en stapt monter met zijn rechtervoet op de slak. Wat eronder vandaan komt, kan ik beter niet vertellen.
Wie stapt er rond het avonduur op de volgende slak? Ook dat kan ik beter niet vertellen.

woensdag 3 maart 2010

eekhoorn

We gaan naar het strand of we komen er net vandaan, hoe het precies zit weet ik niet meer, in ieder geval ploffen we neer bij een tentje waar je kunt eten en drinken. Met het hele circus. Dat valt niet mee. Het vraagt je om alle zeilen bij te zetten, je buitenboordmotor aan te krijgen of gewoon je riemen in de roeidollen te gooien. Goed we zitten aan een vierkante tafel, eerst nog met zijn allen, vijven dus. Dat duurt niet lang, de kinderen drentelen alle kanten op, zitten met hun tengels aan van alles en nog wat en komen weer terug, willen op schoot, toch weer niet en dan komt het eten en drinken. Het is een heel gedoe met tegenstribbelende lichamen, planken noemen we het, eentje zet het op een brullen de volgende valt in, het lijkt wel kano en ik wil gewoon rustig eten, vergeet het maar, ik raak in paniek en dan zegt de reddende engel ‘kijk een eekhoorn’.
De engel wijst naar een boom. We draaien ons allemaal tegelijk om, ik denk nog dat het een grap is, een afleidingmanoeuvre, zoals een hond vrolijk achter een niet gegooide tak of bal aanrent. Het is geen grap, het is echt. Voor het eerst van mijn leven zie ik zo dichtbij een eekhoorn. De eekhoorn zit op de stam van een behoorlijk schuine boom. Mokkabruin, diep glanzend, hele donkere ogen en een weelderige staart.

dinsdag 2 maart 2010

zeesterretjes

Zeesterretjes omdat ik onze lieve god niet ben en geen idee heb hoe de friemeldingetjes heten. We zijn op het strand, waar anders. Ik sta naast de strandstoelen met jong grut om me heen, wat wil je nog meer. Zitten. Dat komt er niet van, ik gooi bakjes, schepjes, emmers, om eerlijk te zijn oude yoghurtbakken gifgroen zijn ze, toeters en bellen, ja nu komt het, een tamboerijn op het zand. De kinderen vliegen erop af. Het is nog niet compleet dus ik loop naar zee om een yoghurtbak te vullen met water. Ik stop er zeewier bij, een leuke verrassing volgens mij.
Mijn oudste zoon haalt meteen de tak uit de yoghurtbak. ‘Mama, wat is dit?’ Hij tuurt in de emmer. Ik buig, er beweegt iets. Een piepklein spinnetje, of nee een mini inktvis met alleen een hoofd, nee toch een stip met lange dunne poten. Het watertrappelt verwoed onder water. ‘Geen idee, ik weet niet, het lijkt wel een spinnetje’, zeg ik. ‘Papa! Wat is dit?’ roept mijn zoon. Daar komt papa aan. ‘Dat is een zeester’ zegt papa.
We halen zeeën water in alle yoghurtbakken, dopen er kilo’s zeewier in en al gauw hebben we een orkest van zeesterretjes tussen ons in. De Chinezen naast ons kunnen zich niet bedwingen, daar zijn ze Chinees voor en genieten mee. Zelfs Balinezen laten hun wok in de steek om, nou ja, je raadt het al.

maandag 1 maart 2010

gekko

De kikkers hebben hun hielen nog niet gelicht of de gekko laat van zich horen. Zeven keer, staccato, achter elkaar. Ik denk dat het een gekko is. Waarom? Het komt door het geluid dat hij uitstoot, vrij hard, noodzakelijk, toch ook schrapend op de een of andere manier en met een hoge toon erin. Na een tijd denk ik zelfs dat hij gekko zegt. ‘Gek-kò, gek-kò’, en dan nog vijf keer. In mijn levendige fantasie heb ik een collage van hem gemaakt, zittend op een tak in de boom achter in de tuin. Als kin hangt daar een soort kwab.
Op een dag, ik ben niet op stap met mijn oudste zoon, ik zit op de wc en hoor de gekko. Luid en duidelijk, ik tel, zeven keer. Het is twee uur in de middag. Neemt hij me in de maling? De collage valt in duizend snippers voor mijn voeten.
De volgende ochtend gooi ik een balletje op bij Nenga, hij komt elke ochtend onze vloer vegen en dweilen, dat ga ik thuis ook doen denk ik steeds, eerst vegen dan dweilen met lysol. De gekko leeft onder het dak, bij ons in huis. Snel maak ik een nieuwe collage of eigenlijk een film, hij roetsjt over de balken van het plafond, zit met zijn hoofd tussen van alles en nog wat en gluurt af en toe naar ons door een spleet die vast wel ergens zit.

Volgers

Over mij

Mijn foto
in maart en april een quiz, in mei interviews, in juni roddels, total make overs in juli, augustus de videoroman, september stellingen, in oktober een kort luisterverhaal, bloopers in november, een december vol problemen, in januari lekker makkelijk, in februari en maart de fauna reportage, in april is minimarktonderzoek onder uitzendbureaus als soapopera verwijderd onder het mom van eigenbelangen gaan voor, toen op stap met mijn oudste zoon, nu mijmeren over een nieuwe website