dinsdag 30 juni 2009

Jeugdliefde

Roddeltante en Luistervinkje zijn aan zee


'Kun jij je eerste tongzoen herinneren?'
'Als de dag van gisteren.'
'Was het bij jou ook zo glibberig?'
'Het was spannend en smerig tegelijk.'
'Hij bleek mijn grote jeugdliefde.'
'Mooi.'
'Ook dat.'
'Wat nog meer?'
'Hij had venijnige trekjes.'
'Wat allemaal?'
'Voor mijn neus flirten met anderen.'
'Flauw hoor.'
'Na het flirten kwam steevast het zoenen en wat al niet meer.'
'Trok je dat?'
'Nee.'
'Vast uit onzekerheid.'
'Ja joh.'
'Ken je hem nog?'
'Toevallig hoorde ik laatst iets?'
'Nou?'
'Hij heeft iemand vermoord.'
'Nee.'
'Echt waar.'
'Wat eng.'
'Zomaar, om te weten hoe het voelt.'
'Hij hoort in een gesticht.'
'Iemand in koele bloede vermoorden om te kijken hoe dat is.'
'Ongelofelijk.'
'Nou hè!'
'Zit hij vast?'
'In een tbs-kliniek.'
'Wat een nieuws.'
'Hij krijgt dwangverpleging en creatieve therapie.'
'Zo.'
'Toen ik het hoorde geloofde ik het meteen.'
'Waar zit hij?'
'Groningen.'
'Mag hij bezoek?'
'Ga je mee?'
'Wanneer gaan we?'

maandag 29 juni 2009

Moeders

Roddeltante en Luistervinkje drinken een wijntje


'Wat vind jij van je moeder?'
'Totaal gestoord.'
'Ze blijft toch je moeder.'
'Zeker, ze is ook lief.'
'Mijne wordt oud.'
'Mijne ook.'
'Ineens best snel.'
'Ze gaan een keer dood.'
'Dat schijnt heftig te zijn.'
'Ik wil er niet aan denken.'
'Mijne doet nog veel.'
'Mijne ook.'
'Gelukkig maar.'
'Andere dingen dan ik weliswaar.'
'Wat doet jouw moeder zoal?'
'Ze zit op allerlei clubjes.'
'Bingo en zo?'
'Van alles, het fijne weet ik niet.'
'Interesseert je dat niet?'
'Jawel, het is alleen veel.'
'Ze is heel sociaal.'
'Over jouw moeder.'
'Wat?'
'Drinkt ze nog zoveel?'
'Steeds meer.'
'Dat kan toch niet.'
'Jazeker.'
'Elke dag?'
'Ja hoor.'
'Ook alleen?'
'Dan ook.'
'Maak je, je zorgen?'
'Nee.'
'Misschien moeten we een ontmoeting regelen.'
'Jouw moeder kan mijne meenemen.'
'Toch niet naar zo’n clubje?'
'Op kroegentocht.'
'Dat is een heel goed idee.'
'Het is weer tijd voor een leuke vent.'
'We laten ze elkaar bellen.'

zondag 28 juni 2009

Beste vriendin

Roddeltante en Luistervinkje vinden een paraplu


'Wat fijn in die regen.'
'De plu is kapot.'
'Ach we geven ons eraan over.'
'Wat ik laatst nu weer hoorde.'
'Ik brand van nieuwsgierigheid.'
'Het gaat over mijn beste vriendin.'
'Daar had je toch ruzie mee?'
'O dat, ik was even gebrouilleerd.'
'Is weer over?'
'Al lang.'
'Maar wat dan?'
'Ze vertelde me dat ze verliefd is.'
'Wat leuk voor haar.'
'Hotel de botel hoor.'
'Heb je hem al gezien?'
'Nee.'
'Hoe kent ze hem?'
'Ontmoet in Paradiso.'
'Grappig.'
'Hij is tien jaar ouder.’
'Dat geeft toch niet.’
'Jaren zeventig weet je wel.’
'Mooie tijd.’
'Het is een stoot.’
'Prettig.’
'Hij wil partnerruil.’
'Oei.’
'Ze durft niet.’
'Heeft ze daar zin in?’
'Ze is verliefd.’
‘Dan heb je toch genoeg aan elkaar?’
‘Vind zij ook.’
‘Ze overweegt het wel?’
‘Ze hebben er veel over gesproken.’
‘Zou mijn ding niet zijn.’
‘Roze bril.’
‘Bullshit.’
‘Morgen gaat ze naar een seksclub.’
‘Hou me alsjeblieft op de hoogte.’
‘Wat denk jij nou!’

zaterdag 27 juni 2009

The King of Pop

Roddeltante en Luistervinkje luisteren naar Billie Jean


‘Erg hè.’
‘Te jong.’
‘Ik ben er kapot van.’
‘Ja.’
‘Ik had een kaartje.’
‘Voor zijn laatste concertenreeks?’
‘Yes’
‘In Londen.’
‘Ik wilde het niet missen.’
‘Had je die documentaire ook gezien?’
‘Een paar keer.’
‘Ik vond één keer genoeg.’
‘Ben jij nu fan of niet?’
‘Een beetje.’
‘Wat een drama.’
‘Je geld ben je kwijt hoor.’
‘Geeft niet.’
‘Dat was vooropgezet.’
‘Nee joh.’
‘Natuurlijk wel.’
‘Nou en?’
‘Ik vind hem zo seksloos.’
‘Ergens wel ja.’
‘Hij laat in ieder geval een berg muziek na.’
‘En wat voor.’
‘Zullen we Thriller luisteren.’
‘Eerst Beat it.’
‘Madonna vindt het ook erg.’
‘De hele wereld.’
‘Denk ik ook.’
‘Het is zo zielig voor zijn kinderen.’
‘En zijn plastische chirurg.’
‘Ben jij al op zijn rouwpagina geweest?’
‘Bestaat die?’
‘Dat kan niet anders.’
‘Wil je dat nu opzoeken?’
‘Hallo, jij niet?’
‘Ik heb er even geen zin in.’
‘O.’
‘De informatiestroom wordt me teveel.’
‘Kun je de muziek nog aan?’
‘Wel, maar mag de televisie uit?’

vrijdag 26 juni 2009

Interim

Roddeltante zit met Luistervinkje buiten


‘Ik wordt gestalkt.’
‘Door wie?’
‘De interim.’
‘Aaarg door die creep.’
‘Geil word ik ervan.’
‘Pardon?’
‘Gek bedoel ik.’
‘Je zei toch iets anders.’
‘Ja maar ik weet het allemaal niet meer.’
‘Freudiaans versprekinkje?’
‘Ga toch heen.’
‘Wat doet hij?’
‘Alles.’
‘Niet zo vaag.’
‘Hij benadert me met alle communicatiemiddelen.’
‘Volgt hij je ook.’
‘Sinds kort wel.’
‘Wat een klootzak.’
‘Eerst vond ik het nog grappig.’
‘Kan ik me voorstellen.’
‘Ik voel me vacuüm getrokken.’
‘Op kantoor toch niet?’
‘Stiekem, zo bijdehand is hij wel.’
‘Wanneer dan?’
‘Als ik opkijk zie ik zijn kop.’
‘O lieverd.’
‘Ik ben aan het solliciteren geslagen.’
‘Je moet niet vluchten.’
‘Wat dan?’
‘Hij moet oprotten.’
‘Ik weet niet hoe.’
‘We moeten iets bedenken.’
‘Mij geloven ze nooit.’
‘Zit hij ook aan je?’
‘Op zo’n toevallige manier.’
‘Aankaarten.’
‘Bij wie?’
‘Commissieraad?’
‘Die incestclub?’
‘De politiek?’
‘Jij hebt humor.’

donderdag 25 juni 2009

Uitzendkracht

Roddeltante en Luistervinkje wachten in de vergaderkamer


'Vergadert onze uitzendkracht nu mee?'
'Ik hoop het niet.'
'Als ik het goed heb is dit haar laatste week.'
'Zoiets hoorde ik ook.'
'Ze huppelt hier al te lang rond.'
'Met zo’n afschuwelijke stem.'
'Die ze zelf zo graag hoort.'
'Altijd te hard.'
'Behalve als ze roddelt.'
'Ze heeft in die korte tijd meer geroddeld dan jij.'
'Ik roddel niet zo veel hoor.'
'Vergeleken bij haar niet.'
'Wat krijgen we nu?'
'Nou?'
'Ga me nu niet met haar vergelijken.'
'Kom op.'
'Ik ben best discreet.'
'Dat denk je toch niet echt?'
'Ik kan heel goed dingen voor me houden.'
'Ja hoor.'
'Dat vind ik echt.'
'Je wordt de roddeltante genoemd.'
'Wie zegt dat allemaal?'
'Iedereen.'
'O nee.'
'Jij kan er wat van roddeltante.'
'Hou op.'
'De enige die je overtreft is uitzendkracht.'
'Wat afschuwelijk.'
'Welnee. '
'En jij roddelt natuurlijk nooit?'
'Ik roddel ook wel eens.'
'Nou dan.'
'Maar niet zo veel als jullie.'
'Jouw roddels zijn vals.'
'Roddelen is roddelen.'
'Mijn roddels zijn wetenswaardigheden.'
'Wat maakt het allemaal uit.'
'Ik schrik hier van.'
'Niet doen, lekker doorgaan joh.'

woensdag 24 juni 2009

Caissière

Roddeltante en Luistervinkje doen boodschappen


‘Wat zal ik eten vanavond?’
‘Waar heb je zin in?’
‘Pastasalade.’
‘Lekker met spekjes en augurk.’
‘Wat eet jij?’
‘Salade Nicoise. ‘
‘Ook lekker.’
‘Met tonijn en ui.’
‘Onze vaste caissière is er weer.’
‘Ze was lang weg.’
‘Ze heeft in een rusthuis gezeten.’
‘Waarom?’
‘Een zelfmoordpoging.’
‘Alweer?’
‘Haar vierde geloof ik.’
‘Dat klinkt niet goed.’
‘Ze doet het zo halfslachtig.’
‘Zal ze eenzaam zijn?’
‘Volgens mij manisch depressief.’
‘Hoe doet ze het?’
‘Ouderwets met een scheermes.’
‘Gatver.’
‘In bad.’
‘Alle pogingen?’
‘Iedere keer weer.’
‘Wat smerig.’
‘Voor haar buurvrouw zeker.’
‘Hoezo?’
‘Zij vindt haar altijd.’
‘Dus toch eenzaam.’
‘Ze lijkt zo normaal.’
‘Behalve dat ze zoveel lult.’
‘Het gaat ook nergens over.’
‘Ze ratelt de realiteit weg.’
‘Misschien moet ze ander werk?’
‘Wat als ze dit leuk vindt?’
‘Ik weet het ook niet.’
‘Ik heb haar nooit depressief gezien.’
‘Ik wel.’
‘Jij weer wel.’
‘Dan ziet ze eruit als afvoerwater.’

dinsdag 23 juni 2009

De slagerszoon

Roddeltante en Luistervinkje zijn in een drogist


‘Dit is hele lekkere gel.’
‘Dat ga ik proberen.’
‘Weet je wie ook veel gel gebruikt?’
‘Nou?’
‘De zoon van de slager.’
‘Hij is schattig, niet?’
‘Zijn haar glimt net als de tegels.’
‘Is hij nu veertien of vijftien?’
‘Zestien.’
‘Zo oud al?’
‘Hij schijnt het moeilijk te hebben.’
‘Waarmee?’
‘Onder andere met z’n zussen.’
‘Met zijn zevenen zijn ze toch?’
‘Achten.’
‘Zes kinderen.’
‘Een hoop hè.’
‘Wat is er dan?’
‘De zoon heeft anorexia.’
‘Och jee.’
‘Hij gaat nu in behandeling.’
‘Ach.’
‘Hij was altijd al dun.’
‘Klopt.'
‘Nu is het vel over been.
‘Nee zeg.’
‘De slager maakt zich zorgen.’
‘Logisch.’
‘De behandeling schijnt te werken.’
‘Gelukkig.’
‘Ze hebben hele goede hoop.’
‘Komt vast goed.’
‘De slager wil eigenlijk dat hij de zaak overneemt.’
‘Doet hij dat?’
‘Natuurlijk niet.’
‘En de zussen dan?’
‘Misschien dat de jongste interesse heeft.’
‘Is ze daar niet te wild voor?’
‘Ze is nu rustiger.’
‘Dan kan ze dat wel.’

maandag 22 juni 2009

Het supermodel

Roddeltante hangt met Luistervinkje in een club.


‘Kijk haar eens.’
‘Wie?’
‘Zij daar.’
‘Waar?’
‘Over de bank gedrapeerd.’
‘O het supermodel.’
‘Supermodel moet nu tegen de veertig zijn.’
‘Wat ziet ze er nog goed uit.’
‘Hoe doet ze het?’
‘Zij schijnt van wurgseks te houden.’
‘Goh.’
‘Echt hoor.’
‘Ik geloof je wel.’
‘Maar?’
‘Waarom moet alles altijd zo extreem?’
‘Tja.’
‘Op welke manier?’
‘Met een stropdas geloof ik.’
‘Hoe gaat dat dan?’
‘Op hèt moment geen lucht krijgen geeft de ultieme kick.’
‘Tje zeg.’
‘Het is gevaarlijk.’
‘Het kan enorm mislukken.’
‘Dan ben je niet meer.’
‘Dat zal ik nooit doen.’
‘Zeg nooit nooit.’
‘Weet ik, maar toch.’
‘Je hebt het leven lief.’
‘Zoiets ja.’
‘Kijk die benen.’
‘Wat zijn ze lang.’
‘Ik zie geloof ik iets roods in haar nek.’
‘Van de strop.’
‘Das.’
‘Zullen we dansen?’
‘Nog niet.’
‘Ik ga dansen hoor.’
‘Zie je zo.’

zondag 21 juni 2009

De werkloze

Roddeltante is bij Luistervinkje aan het barbecuen


‘Wat ziet die tuin van de buren eruit.’
‘Ze laten alles groeien.’
‘Ik krijg zin in tuinieren.’
‘Terwijl je daar niet van houdt.’
‘Zij was toch zwanger.’
‘Het kind is er al.’
‘Jongetje of meisje.’
‘Mongooltje.’
‘Echt waar?’
‘Heel echt.’
‘Vreselijk lijkt me dat.’
‘Een ramp.’
‘En nu?’
‘Ze houden enorm van haar.’
‘Natuurlijk maar wat nu?’
‘De punctie was goed.’
‘Hoe kan dat nou?’
‘Het schijnt heel af en toe voor te komen.’
‘Hoe zijn ze eronder.’
‘Wat zal ik zeggen.’
‘Zoals het is.’
‘Het gaat.’
‘Echt.’
‘Ik zie niet alles.’
‘Wat een pech.’
‘Daarbij is hij werkeloos.’
‘Ach nee.’
‘Een maand nu.’
‘Alles komt altijd tegelijk.’
‘Twintig jaar heeft hij er gewerkt.’
‘Schandelijk.’
‘Hup eruit.’
‘Hoe oud is hij?’
‘Bijna vijftig.’
‘Dat wordt moeilijk.’
‘Stil, daar zijn ze.’
‘Hallo!’
‘Wat een weer hè?’

zaterdag 20 juni 2009

De koorbal

Roddeltante en Luistervinkje zitten in de sauna


‘Weet je wie ik laatst tegenkwam?’
‘Geen idee.’
‘Jij kent hem namelijk.’
‘Het is dus een hij.’
‘Wil je raden?’
‘Vandaag niet.’
‘Je raadt het ook nooit.’
‘Zeg dan.’
‘Hendrik de koorbal.’
‘Wat leuk!’
‘Het was een wonder dat ik hem herkende.’
‘Hoe zag hij eruit?’
‘Als een zwerver.’
‘Nee toch.’
‘Jawel.’
‘Geen koorbal meer?’
‘Ergens nog wel.’
‘Gelukkig.’
‘Een wilde bal eigenlijk.’
‘Geweldig.’
‘Hij haalt ontzettend veel geld op.’
‘Hoeveel?’
‘Een paar honderd euro per dag.’
‘Ja hoor.’
‘Dat zegt hij tenminste.’
‘Overdrijven kan hij dus nog.’
‘Hij gaat zijn levensverhaal schrijven.’
‘Dat geloof ik echt niet.’
‘Ik ook niet.’
‘Wat had ik hem graag gezien.’
‘Hij vroeg nog naar je.’
‘Goh.’
‘Hij wilde weten of je een vriend hebt.’
‘Wat zei je?’
‘Dat je heel erg vrijgezel bent.’
‘En toen?’
‘Toen gaf hij zijn nummer.’
‘Zo.’
‘Wil je het?’
‘Heel graag.’

vrijdag 19 juni 2009

Reisleidster

Roddeltante en Luistervinkje hangen hun jas op.


‘Weet je nog mijn vakantie vorig jaar?’
‘Is dat alweer een jaar geleden?’
‘Bijna.’
‘Wat vliegt de tijd.’
‘Een groepsreis.’
‘Was dat die singletrip?’
‘Naar Indonesië ja.’
‘Dat was gaaf toch?’
‘Prachtig hoor. ‘
‘Ik krijg zin in vakantie zeg.’
‘We hadden toen een reisleidster.’
‘Daar heb je over verteld.’
‘Zij is lid van een terroristische groep.’
‘Dat meen je niet.’
‘Ik wilde gisteravond boeken.’
‘Weer een singletrip?’
‘Een gewone deze keer.’
‘Leuk.’
‘Babette vertelde het me.’
‘Wat is er gebeurd?’
‘De reisleidster opereerde al langer.’
‘Tijdens haar werk?’
‘Het reizen begeleiden was een dekmantel.’
‘Zij liever dan ik.’
‘Zodra we ergens aankwamen ging zij weer weg.’
‘Dat meen je niet.’
‘Het viel al op.’
‘Ze was heel chaotisch toch?’
‘Gespleten eerder.’
‘Wat doe je dan eigenlijk?’
‘Geen idee, vergaderen?’
‘Ik zou het echt niet weten.’
‘Bommen plaatsen?’
‘Zoiets ja.’
‘Ze was ook moslim geworden.’
‘Dat geeft je al te denken.’
‘Ze zoeken een nieuwe leidster.’
‘Niets voor jou?’
‘Veel te veel gedoe.’
‘Wat een wereld.’

donderdag 18 juni 2009

Het nichtje

Roddeltante en Luistervinkje komen op adem met een glossy.


‘Wat vind je leuker televisie of internet?’
‘Ik mis America’s Next Top Model zo.’
‘Nou ik niet.’
‘Internet is handig.’
‘Over modellen gesproken.’
‘Je nichtje had er zo aan mee kunnen doen.’
‘Iloon?’
‘Zit ze nog op Hawaï?’
‘Volgens mij wel.’
'Heerlijk lijkt me dat.'
‘Over Iloon gesproken.’
‘Ze is leuk.’
‘En heel sexy.’
‘Zeker.’
‘Ze houdt enorm van seks.’
‘Wie niet?’
‘Ze heeft een probleem.’
‘Wat?’
‘Ze komt niet klaar.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Zoals ik het zeg.’
‘Ook niet met haarzelf?’
‘Precies weet ik het niet.’
‘O.’
‘Niet tijdens het neuken.’
‘Nooit?’
‘Nee.’
‘Wat vervelend.’
‘Het is een groot probleem.’
‘Is het haar nog nooit gelukt?’
‘Zover ik weet niet.’
‘Waarom zij?’
‘...’
‘Misschien lukt het de boekhouder.’
‘Wie weet.’
‘Op Hawaï schijnt iedereen losser te worden.’
‘Ilona los?’
‘Dat is het probleem.’

woensdag 17 juni 2009

Boekenwurm

Roddeltante en Luistervinkje smeren staand boterhammen.


‘Wat vind je van onze boekenwurm?’
‘Ons wormpje Leo?’
‘Of lijkt hij meer op een weekdier?’
‘Mm, daar denk ik even over.’
‘In ieder geval.’
‘Weet je iets leuks?’
‘Iets goors.’
‘Gat nee, niet nu.’
‘Luister nou.’
‘Ik moet zo nog lekker eten.’
‘Een week geleden stond hij voor de boekenkast.’
‘Natuurlijk.’
‘Hij zag mij niet.’
‘En toen?’
‘Hij ging zitten met een boek.’
‘Ja.’
‘En toen met één vinger zijn neus in.’
‘Nou en?’
‘Om draaiende bewegingen te maken.’
‘Is dat nu zo erg?’
‘Ik vind het behoorlijk niet kunnen.’
‘Misschien had hij jeuk.’
‘Ik denk het niet.’
‘Meen je dat nou?’
‘Daarna at hij het op.’
‘Uit zijn neus?’
‘Hij deed het zo openlijk.’
‘Weet je het zeker?’
‘Het bleef niet bij één keer.’
‘O.’
‘Voor hij het in zijn mond deed bekeek hij het.’
‘Dan zal het wel.’
‘Toen hij mij zag ging hij gewoon door.’
‘Wat apart zeg.’
‘Totaal geen schroom.’
‘Die Leo.’
‘Ik bekijk hem heel anders nu.’
‘Hij is ook dikker.’
‘Een vieze vette naaktslak.’
‘Met een voorliefde voor zout.’

dinsdag 16 juni 2009

Projectleider

Roddeltante en Luistervinkje staan in een tuincentrum.


‘Je raadt nooit...’
‘Vast niet.’
‘Wat ik eergisteren heb bewonderd.’
‘Vertel het maar meteen.’
‘Doe één keer een gok.’
‘Een wapenstok?’
‘Close.’
‘Een vuurwapen?’
‘Nou zeg.’
‘Echt?’
‘Jij bent telepathisch.’
‘Van wie?’
‘Echt tegen niemand zeggen.’
‘Zeer zeker niet.’
‘Onze projectleider.’
‘Hij is toch ziek?’
‘Dat denkt iedereen.’
‘Wat is er dan?’
‘Hij zit in de bak.’
‘In de gevangenis?’
‘In voorarrest.’
‘Wat heeft hij gedaan?’
‘Verboden wapenbezit en bedreiging.’
‘Ik kan het niet geloven.’
‘Echt hoor.’
‘Godallemachtig.’
‘Gisteren is hij opgepakt.’
‘Jezus.’
‘Eergisteren liet hij me zijn pistool nog zien.’
‘Wij maar denken dat hij griep heeft.’
‘Ik weet niet of we hem nog zien.’
‘Wat moet je met hem?’
‘Dat heb ik me al honderd keer afgevraagd.’
‘Nou?’
‘Gevaar hè.’
‘Ik begrijp het wel.’
‘Maar?’
‘Word wakker!’

maandag 15 juni 2009

De bekende Nederlander

Roddeltante en Luistervinkje staan bij de snackautomatiek.


‘Weet je wie ik gisteren zag?’
‘Nee.’
‘Raad maar.’
‘Je nichtje.’
‘Nee zij zit op Hawaï.’
‘O ja natuurlijk.’
‘Nou raad nog eens.’
‘Je ex.’
‘Nee.’
‘Kom maar op.’
‘Een bekende Nederlander.’
‘Jeetje.’
‘Hij was heel klein in het echt.’
‘Dat is altijd zo.
‘Vaak wel.’
‘Wie was het?’
‘Weet je wat gek was?
‘Hoe weet ik dat?’
‘Hij kon niet meekomen.’
‘Hoe bedoel je?’
‘In het gesprek.’
‘Op welke manier?’
‘Steeds weer op verkeerde momenten lachen.’
‘O wat stom.’
‘Als de rest moest lachen was hij stil.’
‘...’
‘Hij sloeg de hele tijd de plank mis.’
‘Misschien had hij wat op.’
‘Nee dat heb ik door.’
‘Wie was het?’
‘Wie denk je?’
‘Ik weet het echt niet.’
‘Mark Overmars!’
‘Wie is dat?'
‘Ken je Overmars niet?’
‘Eh nee.'
‘Dat is een hele bekende voetballer.’
‘Hele bekende?’
‘Iedereen kent hem.’
‘Ik dacht aan een echte bekende Nederlander.’

zondag 14 juni 2009

Portier

Roddeltante belt Luistervinkje.


‘Hoe gaat het?’
‘Niet zo goed.’
‘Wat is er met je?’
‘Een dubbele kater.’
‘Ai!’
‘Teveel gedronken natuurlijk.’
‘En?’
‘Een saai iemand opgepikt.’
‘Ai!’
‘Ik wist het eigenlijk al.’
‘Wie?’
‘Portier van de Jimmy Woo.’
‘Wat was er saai?’
‘Alles.’
‘Je was zeker erg dronken.’
‘Nog nooit zo’n zielloos persoon meegemaakt.’
'Vertel eens.'
‘Er kwam gewoon niets uit.’
‘Hij was misschien moe.’
‘Waarvan?’
‘Alle wilde nachten.’
‘Dat was de grootste domper.’
‘Mensen weigeren.’
‘Hij was niet aan het werk.’
‘Waar heb je hem ontmoet?’
‘Een of andere kroeg.’
‘Ga je hem nog zien?’
‘Ligt eraan.’
‘Waaraan.’
‘Of ik zin heb in Jimmy Woo.’
‘Wanneer gaan we? ‘
‘Volgend weekend?’
‘Top.’
‘Misschien is hij dan leuker.’
‘Vast wel.’
‘O ik heb er zin in.’

zaterdag 13 juni 2009

Receptioniste

Roddeltante draalt bij Luistervinkje thuis om haar werktafel.


‘Weet jij nog een roddel?’
‘Wat zeg je?’
‘RODDEL, heb je toevallig nog iets gehoord?’
‘Jij bent altijd op de hoogte.’
‘Kom nou.’
‘Ja hoor, alles wat ik weet komt via jou.’
‘Ik weet niets.’
‘Ik ook niet.’
‘Laten we nadenken.’
‘Misschien iets leuks over de receptioniste of zo.’
‘Helaas.’
‘Hoe kan dat nou?’
‘Ik heb het druk gehad.’
‘Waarmee?’
‘Van alles.’
‘Ga eens kletsen met de receptioniste.’
‘Dat kan nu niet.’
‘Maandag, misschien hoor je iets geinigs.’
‘Zij is erg discreet.’
‘Dat is bijna eng hè?’
‘Ze weet wel van alles.’
‘Dat laat ze dan gemeen doorschemeren.’
‘Maar het echte werk laat ze liggen.’
‘Je moet haar verleiden.’
‘Gat nee.’
‘Tot uitspraken.’
‘Dat lukt mij niet bij haar.’
‘Ze mag jou niet.’
‘Ha.’
‘Ze gaf eens een hint.’
‘En?’
‘Daar bleef het bij.’
‘Heb je het niet uit haar getrokken.’
‘Dat heb ik wel geprobeerd natuurlijk.
‘Ik wist het wel.’
‘Wat maakt het je uit.’
‘Niets, echt helemaal niets.’
‘Zo ken ik je weer.’
‘Ik ga maandag met haar babbelen.’
‘Aardig blijven hoor!’

vrijdag 12 juni 2009

Boekhouder

Roddeltante en Luistervinkje fietsen richting kroeg.


‘Wat ik laatst zag.’
‘Ben benieuwd.’
‘Een mega fraude zaak.’
‘Hoe groot.’
‘Het heeft RTL Boulevard gehaald.’
‘Enorm dus.’
‘Dit is geen oplichterij meer.’
‘Details graag.’
‘Het gaat om zeker meer dan 15 miljard.’
‘Zo.’
‘Ik zeg 15 miljard hè.’
‘Wat doe je met al dat geld.’
‘Niet uitgeven want dan gaat het mis.’
‘Wie, waar en waarom?’
‘Reden is simpel.’
‘Altijd.’
‘Omdat het kan.’
‘Waar?’
‘In Aalsmeer.’
‘Laat me raden.’
‘Je raad het nooit.’
‘Televisieproducent.’
‘Nee.’
‘Vertel dan.’
‘De boekhouder van een bloembollenhandel.’
‘Ken jij niet zo’n boekhouder.’
‘Over hem heb ik het.’
‘Niet te kort zeg.’
‘Het ergste komt nog.’
‘Wat?’
‘Hij zit nu op Hawaï met mijn nichtje.’
‘Ilona?’
‘Ja.’
‘Is ze erbij betrokken?’
‘Dat weten we nog niet.’
‘Lieve hemel.’
‘De zus van mijn moeder is als een idioot rechercheur aan het spelen.’
‘O wat spannend.’

donderdag 11 juni 2009

De secretaresse

Roddeltante en Luistervinkje staan weer in de rookruimte in afwachting op hun functioneringsgesprek.


‘Ga jij eerst of ik?’
‘Ga jij maar.’
‘Nog een sigaretje?’
‘Graag!’
‘Wat vind je van de secretaresse?’
‘Leuk.’
‘Ze is wel leuk.’
‘Maar?’
‘Ze verbergt iets.’
‘Wat dan?’
‘Ze heeft een dubbelleven.’
‘Hoezo?’
‘Nou ze verhuurt zichzelf?’
‘Als wat?’
‘Wat denk je?’
‘Toch niet als hoer.’
‘Jawel.’
‘Jezus Christus!’
‘Ze heeft heel veel schulden.’
‘Wat voor schulden?’
‘Gokschulden.’
‘Hoeveel?’
‘Weet ik niet.’
‘Moet wel veel zijn.’
‘Anders doe je het niet.’
‘Dat weet je nooit.’
‘Mm.’
‘Weet haar man het?’
‘Niemand weet het.’
‘O.’
‘Echt hoor.’
‘Ook de receptioniste niet?’
‘Nee.’
‘Vreemd.’
‘Dus mondje dicht.’
‘Goed.’
‘Beloofd?’
‘Wat denk je?’

woensdag 10 juni 2009

Vriendin

Roddeltante en Luistervinkje staan in de rookruimte.


‘Ken jij Amanda nog?’
‘Even denken.’
‘Ik ging een tijd intensief met haar om.’
‘Lang geleden?’
‘Paar jaar.’
‘Ja ik weet het al.’
‘Op de een of andere manier zijn we uit elkaar gegroeid.’
‘Wat is er met haar?’
‘Amanda is hoogbegaafd.’
‘Hoe bedoel je.’
‘Zoals ik het zeg. ‘
‘Hoe kan dat?’
‘Zij zegt het.’
‘Ach gut.’
‘Amanda had allerlei klachten.’
‘Wat voor klachten?’
‘Problemen met mannen.’
‘Mannen?’
‘Hoogbegaafd zijn loste al haar problemen op.’
‘Zo zo.’
‘Mannen kunnen niet tegen een intelligentere vrouw.’
‘Dat kan.’
‘Daar worden ze bang van.’
‘Waarvan niet?’
‘Daarom kon ze geen man houden.’
‘Zal dat echt zo zijn?’
‘Welnee.’
‘Het was toch een vreemd meisje?’
‘Ja, vreemd leuk.’
‘Mis je haar?’
‘Ben je gek.’
‘Nou?’
‘Best wel.’

dinsdag 9 juni 2009

Directeur

Roddeltante en Luistervinkje staan in het archief.


‘Weet jij nog een roddel.’
‘Jazeker.’
‘Goh wat?’
‘Over onze directeur.’
‘Interessant.’
‘Hoe, denk jij, is hij zover gekomen?’
‘Geen idee.’
‘Omhoog geneukt.’
‘Via wie?’
‘Voorzitter van de raad van commissarissen.’
‘Je bedoelt.’
‘Ja die.’
‘Lieve kinderen.’
‘Heftig hè.’
‘Zij heeft macht.’
‘Dat kun je wel stellen.’
‘Doen ze nog dingen.’
‘Volgens mij niet.’
‘O.’
‘Je weet maar nooit.’
‘Zij speelt volgens mij met meerdere types.’
‘Ja ze heeft een naam.’
‘Arme directeur.’
‘Hoezo?’
‘Gewoon.’
‘Hij heeft toch een prima baan.’
‘Wat je maar leuk noemt.’
‘Mij lijkt het wel wat.’
‘Zo leuk is dat niet hoor.’
‘Beetje delegeren.’
‘Altijd gezeik.’
‘Zakelijke dineetjes.’
‘Eenzaam hoor.’
‘Misschien wel.’
‘Wees blij.’
‘Ben ik ook.’

maandag 8 juni 2009

De schoonmaker

Roddeltante en Luistervinkje gaan naar de wc.


'Ik heb een nieuwe roddel.'
'O kom maar op!'
'Het gaat om de schoonmaker.'
'Die van kantoor of die van jou?'
'Van kantoor.'
'Aha.'
'Weet je wat hij doet?'
'Geen idee.'
'Hij slaat zijn vrouw.'
'God nee.'
'Ja.'
'Hoe weet je dit?'
'Doet er niet toe.'
'Is het echt waar?'
'Ja.'
'Wat erg zeg.'
'Ze droeg laatst een zonnebril.'
'Echt.'
'Om haar blauwe oog te verhullen.'
'Wat een zak zeg.'
'Jazeker.'
'Hoe kan hij?'
'Hij is gefrustreerd.'
'Waarover?'
'Voornamelijk zichzelf.'
'Van wie heb je dit?'
'Van hem.'
'De schoonmaker?'
'Heeft hij opgebiecht.'
'Het zat hem zeker hoog.'
'Hij schaamt zich een beetje.'
'Hij moet zich heel erg schamen.'
'Aan niemand doorvertellen hoor.'
'Dat zal ik niet doen.'
'Hij gaat in therapie.'
'Dat is dan in ieder geval iets.'

zondag 7 juni 2009

Stagiaire

Roddeltante en Luistervinkje stappen in de lift, de stagiaire stapt uit.


‘Ze worden steeds onnozeler.’
‘Heel raar wijf.’
‘Niet zo gek hoor.’
‘Wat weet jij dat ik niet weet?’
‘Heel smeuïg.’
‘O kom op.’
‘Ze is een onecht kind.’
‘Aha.’
‘Publiek geheim’
‘Jee.’
‘Haar moeder werd maar niet zwanger.’
‘Ach’
‘En toen pats boem.’
‘Goh.’
‘Waarschijnlijk van een of andere toerist.’
‘Weet ze dat?’
‘Wie?’
‘De stagiaire?’
‘Ze wil het niet weten.’
‘Kent ze haar biologische vader niet?’
‘Nee, ze heeft al een vader.’
‘Wat zielig.’
‘Voor wie?’
‘Voor haar.’
‘Zeker.’
‘En voor hem’
‘Ook.’
’En voor de toerist.’
‘Ja.’
‘Ook voor de moeder.’
‘Eigenlijk wel.’
‘Zijn er nog meer kinderen?’
‘Kom nou.’
‘Gelukkig!’
‘Ze zal haar echte vader willen kennen.’
‘Zeker weten.’
‘Wat een gedoe.’
‘Wil hij dat?’
‘Wie weet.’

zaterdag 6 juni 2009

De kunstenares

Roddeltante en Luistervinkje zitten op een terras.


‘Wat vond je van de borrel gisteren?’
‘Gaat.’
‘Kan beter hè?’
‘Wie was die draak?’
‘Bedoel je de draak met jurk?’
‘Inderdaad, ken je haar?’
‘Niet echt.’
‘Wat deed ze op onze borrel?’
‘Uitnodigingen uitdelen.’
‘Voor wat?’
‘Een duo tentoonstelling.’
‘Wie kent haar dan?’
‘Ze is een vriendin van de receptioniste.’
‘Dacht ik al.’
‘Zij is kunstenares.’
‘Natuurlijk.’
‘Ze maakt sieraden.’
‘Gut.’
‘Van plastic zooi.’
‘Origineel zeg.’
‘Het schijnt dat ze totaal geen talent heeft.’
‘Wie zegt dat?’
‘De receptioniste.’
‘Als zij het zegt.’
‘Ik ben uitgenodigd voor de vernissage.’
‘Ik niet.’
‘Moet je die uitnodiging zien.’
‘Afschuwelijk zeg.’
‘Hysterisch hè.’
‘Wanneer is het?’
‘Vanmiddag.’
‘Ga je?’
‘Misschien.’
‘Kan toch leuk zijn?’
‘Welnee.’
‘Zal ik mee gaan?’
‘Leuk.’
‘We gaan!’

vrijdag 5 juni 2009

Neef Jan

Roddeltante en Luistervinkje zijn aan het lunchen.


‘Ken jij neef Jan nog?’
‘Vaag.’
‘Hij ging eerst met Jacobine.’
‘O ja.’
‘Daarna met Claire.’
‘O god ja.’
‘Claire belde me laatst.’
’Wat had ze?’
‘Klachten over neef Jan.’
‘O vertel!’
‘Hij heeft geen geld.’
‘Hoezo?’
‘Hij betaald niets.’
‘Is het op?’
‘Dat niet.’
‘Wat dan?’
‘Hij is gierig.’
‘Ach.’
‘Claire betaalt alles.’
‘Ga weg.’
‘Ook in de kroeg.’
‘Stom van haar.’
‘Ze moet wel.’
‘Waarom?’
‘Neef Jan haalt geen rondjes.’
‘Dat meen je niet.’
‘Het viel Claire ineens op.’
‘Zo zo.’
‘Ze wil niet meer met hem op stap.’
‘Groot gelijk.’
‘Nu pakt hij stiekem haar geld.’
‘Ook dat nog.’
‘Ze weet niet wat ze moet doen.’
‘Eruit schoppen.’
‘Dat wil ze niet.’
‘Kluis aanschaffen.’
‘Zou dat helpen?’
‘Natuurlijk niet.’
‘Betaal jij?’
‘Vooruit.’

donderdag 4 juni 2009

De ex

Roddeltante en Luistervinkje zijn in het Zuiderbad.


‘Heb je al over Ron gehoord?’
‘Ron?’
‘Die ex van mijn zus.’
‘O die Ron.’
‘Welke Ron dacht jij dan?’
‘Een andere.’
‘O ja, die is er ook nog.’
‘Wat is er met Ron?’
‘Je kunt beter vragen wat niet.’
‘Vertel.’
‘Hij heeft laatst een schoonheidsbehandeling ondergaan.’
‘Schoonheidsbehandeling, waarom?’
‘Zijn nieuwe vriendin stond erop.’
‘Wat heeft hij gedaan?’
‘Zijn aars laten bleken.’
‘Ach.’
‘Schijnt geil te zijn.’
‘Bah!’
‘Wat vind je daar nou van?’
‘Dat doen toch alleen homoseksuelen?’
‘Nee, hoor iedereen.’
‘Iedereen?’
‘Wist je dat niet?’
‘Jij ook?’
‘Nee.’
‘Ik snap het niet, jij?’
‘Een beetje.’
‘Wat voor een vriendin heeft hij nu?’
‘Ken haar niet.’
‘En je zus?’
‘Kent haar ook niet.’
‘Stel je voor Ron.’
‘Met een witte aars.’
‘Onmogelijk.’
‘Kan me niet voorstellen.’
‘Wat vind je zus ervan?’
‘Van die aars?’
‘Ja.’
‘Weet ik niet.’
‘Kan haar natuurlijk niets meer schelen.’
‘Dat hopen we dan maar.’

woensdag 3 juni 2009

Buurman

Roddeltante en Luistervinkje op kantoor bij de receptie.


‘Ik wil je iets vragen?’
‘Vraag!’
‘Wat vind je van de buurman?’
‘Bedoel je die hele leuke aantrekkelijke?’
‘Vind je hem aantrekkelijk?’
‘Ik vind hem zeer lekker.’
‘Heb je hem wel eens geroken?’
‘Nog niet.’
‘Ik vind dat hij stinkt.’
‘Hoe?’
‘Hij heeft een slechte adem.’
‘Meen je dat?’
‘Zijn zweet stinkt ook.’
‘Hoe kan dat?’
‘Hij wast zich niet.’
‘Welnee.’
‘Ik kwam hem gisteren tegen.’
‘Waar?’
‘Hier buiten.’
‘En?’
‘Toen sprak hij me aan.’
‘Wat zei hij?’
‘Weet ik niet meer precies.’
‘Denk eens na.’
‘Weet ik niet goed meer.’
‘Wat zei hij nou?’
‘Ik ging bijna tegen de vlakte van de stank.’
‘Hij zei vast iets leuks.’
‘Hij vroeg hoe ons project ging geloof ik.’
‘Zie je nou wel hoe leuk hij is.’
‘Dat meen je niet.’
‘Zei hij nog iets over mij?’
‘Nee hoezo?’
‘O jammer.’
‘Je bent gek.’
‘Zal ik hem aanspreken?’
‘Niet doen.’
‘Ik doe het.’
‘Je valt vast flauw.’
‘Nou en.’

dinsdag 2 juni 2009

Systeembeheerder

Roddeltante en Luistervinkje op kantoor bij de coffeecorner.


'Ik heb een nieuwe roddel!'
'Vertel.'
'Onze systeembeheerder.'
'Wat is hij ontslagen?'
'Nee, maar wel gedumpt.'
'Door wie?'
'Door zijn vrouw.'
'Oh echt?'
'Ja echt, erg hè.'
'Heeft zij een ander?'
'Hij heeft iemand!'
'Hij?'
'Raad eens wie?'
'Van kantoor?'
'Ja, raad maar!'
'De receptioniste?'
'Je wist het.'
'Gokje.'
'Ze hebben een affaire.'
'Een verhouding?'
'Zeker al een jaar.'
'Hoe is zijn vrouw er achter gekomen?'
'Door de receptioniste.'
Wat?'
'Zij heeft het zijn vrouw verteld.'
'Goh hoe weet jij dit?'
'Zijn vrouw is een vriendin van de dochter van mijn buurvrouw.'
'En nu?'
'Hij heeft gezegd dat hij stopt.'
'Ja ja!'
'Zijn vrouw gelooft hem niet.'
'Is hij ook gestopt?'
'Nee ze hebben nog steeds iets.'
'Nee!'
'Ja hoor.'
'Wat ziet ze in hem?'
'Geen idee, wat ziet hij in haar?'
'Weet ik niet.'
'Let maar eens op zijn humeur.'
'Was mij al opgevallen.'

Volgers

Over mij

Mijn foto
in maart en april een quiz, in mei interviews, in juni roddels, total make overs in juli, augustus de videoroman, september stellingen, in oktober een kort luisterverhaal, bloopers in november, een december vol problemen, in januari lekker makkelijk, in februari en maart de fauna reportage, in april is minimarktonderzoek onder uitzendbureaus als soapopera verwijderd onder het mom van eigenbelangen gaan voor, toen op stap met mijn oudste zoon, nu mijmeren over een nieuwe website