'Ik heb een nieuwe roddel.'
'O kom maar op!'
'Het gaat om de schoonmaker.'
'Die van kantoor of die van jou?'
'Van kantoor.'
'Aha.'
'Weet je wat hij doet?'
'Geen idee.'
'Hij slaat zijn vrouw.'
'God nee.'
'Ja.'
'Hoe weet je dit?'
'Doet er niet toe.'
'Is het echt waar?'
'Ja.'
'Wat erg zeg.'
'Ze droeg laatst een zonnebril.'
'Echt.'
'Om haar blauwe oog te verhullen.'
'Wat een zak zeg.'
'Jazeker.'
'Hoe kan hij?'
'Hij is gefrustreerd.'
'Waarover?'
'Voornamelijk zichzelf.'
'Van wie heb je dit?'
'Van hem.'
'De schoonmaker?'
'Heeft hij opgebiecht.'
'Het zat hem zeker hoog.'
'Hij schaamt zich een beetje.'
'Hij moet zich heel erg schamen.'
'Aan niemand doorvertellen hoor.'
'Dat zal ik niet doen.'
'Hij gaat in therapie.'
'Dat is dan in ieder geval iets.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten