zondag 28 februari 2010
spin
We zijn aan het eind van ons Latijn in onze toeristische achtbaan waar we al de hele dag inzitten, als ik de spin zie. Het is nog steeds zondag. We wandelen rond op het toch nog bereikte tempelcomplex, de tempels liggen aan een meer, heel veel staan er in bamboe stellingen, er wordt druk gerestaureerd. Eerst ontdek ik in het voorbijgaan een web, die opvalt omdat het regent en er kleven druppels aan de spinnendraden. Ik sta erbij stil en zoek de spin. Waar een web is zit meestal een spin, of hij moet even boodschappen doen, maar natuurlijk doen spinnen dat niet en dus zie ik boven in het web een hele grote dikke spin, rustig waken over zijn territorium. Gelukkig alles klopt. Het is mijn eigen kleine verstilde (geluk)moment van de dag, ik kijk heel even en loop door.
zaterdag 27 februari 2010
hagedis
Heb ik niet al eerder de was buiten gehangen over ‘t dagje uit? In ieder geval gaan we niet naar de vleermuizengrot maar naar andere attracties, een warm waterbron. Het is zondag. Als keurige lui die onze Nederlandse cultuur eer aan doen, kijken we eerst wat het allemaal behelst. Dan pas betalen we. We poedelen in mosterdgeel water dat inderdaad warm is, kijken naar Balinezen in het zwembad, zij kijken naar onze circusvertoning en ik ben blij dat we vandaag op pad zijn, want nu waan ik me even geen Nederlandse toerist maar een inwoner die ook op zondag zijn rituele bad neemt.
Als we klaar zijn drinken we koffie, omdat ik daar zo zin in heb. Onze chauffeur annex rondleider annex, vul zelf maar in... heeft al koffie gedronken, toen wij aan het plonzen waren, maar dat geeft niet, hij komt bij ons aan tafel zitten.
‘Look a ...’. Al sla je me dood ik weet echt niet meer wat Made, onze chauffeur zegt. Hij wijst in de verte. Het is vast een beest. Ik sta op, kijk naar het stuk zand langs de rivier, tussen de bomen, het groen, ik scan het gebied af maar ik zie geen dier. Ik geef het op, kan dat eigenlijk niet, tuur nog eens, dan zie ik een hagedis, of eigenlijk een stuk hagedis, een poot en staart. Het is een grote. Ik denk bijna een meter. Ik ben blij, het geeft me het gevoel dat ik in de natuur ben, wat ook zo is.
Als we klaar zijn drinken we koffie, omdat ik daar zo zin in heb. Onze chauffeur annex rondleider annex, vul zelf maar in... heeft al koffie gedronken, toen wij aan het plonzen waren, maar dat geeft niet, hij komt bij ons aan tafel zitten.
‘Look a ...’. Al sla je me dood ik weet echt niet meer wat Made, onze chauffeur zegt. Hij wijst in de verte. Het is vast een beest. Ik sta op, kijk naar het stuk zand langs de rivier, tussen de bomen, het groen, ik scan het gebied af maar ik zie geen dier. Ik geef het op, kan dat eigenlijk niet, tuur nog eens, dan zie ik een hagedis, of eigenlijk een stuk hagedis, een poot en staart. Het is een grote. Ik denk bijna een meter. Ik ben blij, het geeft me het gevoel dat ik in de natuur ben, wat ook zo is.
vrijdag 26 februari 2010
regenworm
Gewoon midden op de dag, je raadt het al, mijn oudste zoon ontdekt hem, steekt een regenworm zijn lijf uit de grond. Perst en wurmt zich omhoog zodat we zijn slungelige voorkomen met diverse kringspieren, kunnen bekijken. ‘Wat is dat mama?’ vraagt mijn oudste zoon. Ik staar naar de sappige, het heeft net fiks geregend, glimmende worm, die zoekend vooruit kronkelt. Is het niet heel lang geleden dat ik een worm heb gezien? Volgens mij wel. ‘Mama, wat is dat?’ Mijn zoon trekt aan me. ‘Dat is een worm, een regenworm’ zeg ik. ‘Een worm’, herhaalt mijn zoon. ‘Waar zit zijn hoofd’, vraagt hij. ‘Een worm heeft geen hoofd, alleen een lichaam’, zeg ik en vraag me af wat hij denkt.
De worm is nu geheel aan de oppervlakte en duikt snel het duister weer in. Zou ik ook doen als worm. Mijn zoon verliest hem niet uit het oog, geen moment, houdt me goed op de hoogte waar de worm is, wat hij doet. Er komt er nog één boven water. 'Ze snuffelen aan elkaar', zegt mijn zoon. Hij krijgt er geen genoeg van, dit is toch niet te geloven, het kan maar niet op. Na een tijdje vergeet hij ze toch.
De worm is nu geheel aan de oppervlakte en duikt snel het duister weer in. Zou ik ook doen als worm. Mijn zoon verliest hem niet uit het oog, geen moment, houdt me goed op de hoogte waar de worm is, wat hij doet. Er komt er nog één boven water. 'Ze snuffelen aan elkaar', zegt mijn zoon. Hij krijgt er geen genoeg van, dit is toch niet te geloven, het kan maar niet op. Na een tijdje vergeet hij ze toch.
woensdag 24 februari 2010
kikkers
Elke avond als het rustig is, er wordt in ieder geval weinig gesproken, krijg ik visite van twee kikkers. Het is dan al donker. Op de veranda lees ik een boek, in mijn schommelstoel -in het echt is het op een bankje met kussens, onder een fan in de tuin met bloemen en planten en bomen en gras en een tempel.
Mijn oudste zoon wil ze ook zien. De kikkers waar ik hem over heb verteld. Hij is zo benieuwd naar ze geworden, hij rekt met het naar bed gaan om ze te kunnen bewonderen. Met open mond. Hij roept ze, ‘Kikkertjes waar zijn jullie?’ Ik leg hem uit dat je stil moet zijn, dan pas komen ze tevoorschijn.
Op een avond zijn ze er, onbeweeglijk zit er één op de stenen die tussen de stoeptegels liggen, een tijdje zit hij daar en dan hipt hij verder. Na het kijken naar de kikker, loop ik naar de keuken. Als ik terugkom kan mijn oudste zoon me haarfijn uitleggen waar de tweede kikker zit. Ik zoek met mijn ogen en zie hem. ‘Daar zit hij onder het blad’, zeg ik. ‘Ja daar’, roept hij. Mijn zoon is zo blij dat ik hem zie.
Mijn oudste zoon wil ze ook zien. De kikkers waar ik hem over heb verteld. Hij is zo benieuwd naar ze geworden, hij rekt met het naar bed gaan om ze te kunnen bewonderen. Met open mond. Hij roept ze, ‘Kikkertjes waar zijn jullie?’ Ik leg hem uit dat je stil moet zijn, dan pas komen ze tevoorschijn.
Op een avond zijn ze er, onbeweeglijk zit er één op de stenen die tussen de stoeptegels liggen, een tijdje zit hij daar en dan hipt hij verder. Na het kijken naar de kikker, loop ik naar de keuken. Als ik terugkom kan mijn oudste zoon me haarfijn uitleggen waar de tweede kikker zit. Ik zoek met mijn ogen en zie hem. ‘Daar zit hij onder het blad’, zeg ik. ‘Ja daar’, roept hij. Mijn zoon is zo blij dat ik hem zie.
dinsdag 23 februari 2010
krabben
Drie verschillende soorten krabben heb ik gezien. Krabben rennen man. Die op het strand althans. Ze kunnen van zich af bijten. Als ze aan haren hadden kunnen trekken deden ze het ook. Mijn vriend komt aangelopen met zijn handen als kommen bij elkaar. ‘Au!’ roept hij. Hij wil ons zijn prooi laten zien en die gemene krab heeft hem gegrepen. Het is een doorzichtige. Mijn zoon zegt: ‘Oh een krab’. De krab, de schat, springt weg en graaft zich meteen in. De krabben met een barokke schelp op hun rug, nooit geweten dat ze bestaan, kom ik ook tegen op het strand, een kruising tussen een krab en een slak, de slakkrab.
Later die middag gilt mijn oudste zoon dat ik moet komen. Hij staat in zee bij de rotsen. ‘Hier zijn allemaal krabben mama!’ roept hij. Ik ben al bijna bij hem. Eerst zie ik niets, dan schiet er een krab van tien cm breed, opzij. Ik zie er nog één en daar nog één, wat veel! Er klauteren een heleboel krabben. Ze zijn iets minder glad dan de krabbetjes op het strand. De schil is hoekiger. Mooi van kleur ook, je ontdekt ze bijna niet op de donkere rotsstenen.
Later die middag gilt mijn oudste zoon dat ik moet komen. Hij staat in zee bij de rotsen. ‘Hier zijn allemaal krabben mama!’ roept hij. Ik ben al bijna bij hem. Eerst zie ik niets, dan schiet er een krab van tien cm breed, opzij. Ik zie er nog één en daar nog één, wat veel! Er klauteren een heleboel krabben. Ze zijn iets minder glad dan de krabbetjes op het strand. De schil is hoekiger. Mooi van kleur ook, je ontdekt ze bijna niet op de donkere rotsstenen.
maandag 22 februari 2010
honden
De honden op Bali hebben iets weg van de autonome honden in Berlijn alleen met nog meer autonomie. Waar ze horen blijft vaak onduidelijk. Om geld te doneren voor de straathonden zijn zelfs winkels opgericht.
Voor we het vliegtuig instappen zijn we bekogeld met adviezen. Verlies nooit je kinderen uit het oog, er heerst hondsdolheid. Een kind staat op ooghoogte met zo’n dier en een lik is zo uitgedeeld.
Nu blijkt mijn jongste zoon dol op honden te zijn. Op het strand waar de honden eten zoeken, ze bedelen niet gaan hun eigen gang, rent de jongste erop af zodra hij ze in vizier krijgt. Ik ren achter hem aan en dans onduidelijk naast mijn zoon, probeer hem terug te lokken, dit verlies ik geheid, tegen zo iets leuks kan ik echt niet op. Als ik mijn zoon gillend terug draag naar onze strandstoelen, hij wil de hond aaien verdomme, is hij een tel later alweer in de buurt van de volgende hond. Het had zo dol kunnen zijn met die honden. Het zijn de kleine stressmomenten van de dag die je voor lief neemt.
Voor we het vliegtuig instappen zijn we bekogeld met adviezen. Verlies nooit je kinderen uit het oog, er heerst hondsdolheid. Een kind staat op ooghoogte met zo’n dier en een lik is zo uitgedeeld.
Nu blijkt mijn jongste zoon dol op honden te zijn. Op het strand waar de honden eten zoeken, ze bedelen niet gaan hun eigen gang, rent de jongste erop af zodra hij ze in vizier krijgt. Ik ren achter hem aan en dans onduidelijk naast mijn zoon, probeer hem terug te lokken, dit verlies ik geheid, tegen zo iets leuks kan ik echt niet op. Als ik mijn zoon gillend terug draag naar onze strandstoelen, hij wil de hond aaien verdomme, is hij een tel later alweer in de buurt van de volgende hond. Het had zo dol kunnen zijn met die honden. Het zijn de kleine stressmomenten van de dag die je voor lief neemt.
zondag 21 februari 2010
apen
Er zijn ook loslopende apen! Het is niet de eerste keer dat ik me tussen apen begeef. Toch blijft het speciaal. Misschien komt het doordat mijn Chinese sterrenbeeld aap is.
Op een middag ben ik op stap met mijn oudste zoon. We wandelen en komen steeds dichter bij de apen. Mijn zoon heeft zijn hand vol gele bloemblaadjes. Van die puntige. Hoe hij eraan komt weet ik niet. Bij een groepje taxichauffeurs zit een aap. We staan stil en ik zeg: ‘Kijk een aap.’ Mijn zoon zegt niets. We staan daar maar en ondertussen word ik aangesproken door drie chauffeurs die me vragen of ik een taxi wil. Allemaal na elkaar. Mijn zoon zet het op een brullen. De aap heeft één van zijn blaadjes afgepakt. Het is in een nanoseconde gebeurd. Ik troost hem, vraag of alles goed is of hij gebeten is en dat is niet zo. Hij is alleen geschrokken, de chauffeurs lachen en wij lopen door en staan bij geen enkele aap meer stil.
Op een middag ben ik op stap met mijn oudste zoon. We wandelen en komen steeds dichter bij de apen. Mijn zoon heeft zijn hand vol gele bloemblaadjes. Van die puntige. Hoe hij eraan komt weet ik niet. Bij een groepje taxichauffeurs zit een aap. We staan stil en ik zeg: ‘Kijk een aap.’ Mijn zoon zegt niets. We staan daar maar en ondertussen word ik aangesproken door drie chauffeurs die me vragen of ik een taxi wil. Allemaal na elkaar. Mijn zoon zet het op een brullen. De aap heeft één van zijn blaadjes afgepakt. Het is in een nanoseconde gebeurd. Ik troost hem, vraag of alles goed is of hij gebeten is en dat is niet zo. Hij is alleen geschrokken, de chauffeurs lachen en wij lopen door en staan bij geen enkele aap meer stil.
zaterdag 20 februari 2010
vlo
Jetlag is net als bevallen, je weet wat het ook al weer is als je er middenin zit. De eerste week is een drama. Wakkere kinderen zijn geen pretje als ze eigenlijk moeten slapen. Als ze dan ook nog janken dan... Vul zelf maar in. In ons hotel met uitzicht op rijstvelden slapen we in één kamer.
Midden in de nacht worden we verrast door een orkest. Onze tweeling huilt hartstochtelijk. Ze doen een wedstrijd wie het langst kan huilen en wisselen elkaar daarbij mooi af. Dochterlief houdt het, het langst vol.
De volgende avond als de kinderen in bed liggen en we buiten hangen op de tafel met rieten mat met klein tafeltje in het midden, tafel op tafel weet je nog, horen we onze dochter huilen. Al best lang eigenlijk. We kijken elkaar aan. Is ze gestopt? Het was een adempauze. Het is meenes. Wie kijkt? Mijn vriend staat op. Hij komt terug met de mededeling dat er een vlo in haar bed zit. ‘Een vlo springt toch?’ vraagt hij. Ja hij weet het zeker hij heeft een vlo gezien. Ik krijg ontzettende medelijden met mijn dochter ze mag niet meer in het bed slapen moet bij ons in bed komen, alleen ligt onze oudste zoon daar al, hoe moet dit nu? ‘Gisteren had ze natuurlijk ook last van die vlo’, zegt mijn vriend. Hij klopt het bed uit, wonder boven wonder worden de jongens niet wakker en is het op een gegeven moment dan toch stil. Weldadig.
Midden in de nacht worden we verrast door een orkest. Onze tweeling huilt hartstochtelijk. Ze doen een wedstrijd wie het langst kan huilen en wisselen elkaar daarbij mooi af. Dochterlief houdt het, het langst vol.
De volgende avond als de kinderen in bed liggen en we buiten hangen op de tafel met rieten mat met klein tafeltje in het midden, tafel op tafel weet je nog, horen we onze dochter huilen. Al best lang eigenlijk. We kijken elkaar aan. Is ze gestopt? Het was een adempauze. Het is meenes. Wie kijkt? Mijn vriend staat op. Hij komt terug met de mededeling dat er een vlo in haar bed zit. ‘Een vlo springt toch?’ vraagt hij. Ja hij weet het zeker hij heeft een vlo gezien. Ik krijg ontzettende medelijden met mijn dochter ze mag niet meer in het bed slapen moet bij ons in bed komen, alleen ligt onze oudste zoon daar al, hoe moet dit nu? ‘Gisteren had ze natuurlijk ook last van die vlo’, zegt mijn vriend. Hij klopt het bed uit, wonder boven wonder worden de jongens niet wakker en is het op een gegeven moment dan toch stil. Weldadig.
vrijdag 19 februari 2010
mieren
Mieren heb ik natuurlijk ook gezien, in allerlei soorten en maten. Er zitten behoorlijke exemplaren tussen. Aanvankelijk vind ik ze eng, maar ze bijten niet, dus duld ik ze in mijn buurt. Een Balinese vrouw drukt zonder pardon een mier dood en veegt hem weg, dit alles voor mijn lieftallige dochter die de trap af gaat klimmen. Ik zie het als een beleefde daad.
Niet zo beleefd zijn de mieren in onze keuken. Ze marcheren richting keukenkast. Nadat ik een stuk of zes mieren, deze zijn piepklein, in de babymelkpoeder ontdek, pak ik als een bezetene al het etenswaar in plastic tassen. Onhandig omdat het plastic niet doorzichtig is en je dus niet kan zien wat waar zit. Goed als geheugengymnastiek.
Op een middag ben ik op stap met mijn oudste zoon. “Kijk mama een heersbeestje,’ zegt hij. Ik kijk naar het beestje dat hij aanwijst. Het is een dikke vette mier. Zoals je weet bestaat een mier uit drie delen en het laatste gedeelte van zijn lijf ziet er uit als een lieveheersbeestje dat niet kan vliegen. “Dat is een mier,’ zeg ik. Hij kijkt me ongelovig aan. ‘Echt waar?’ vraagt hij. ‘Zeker weten, een mier met stippen,’ zeg ik.
Niet zo beleefd zijn de mieren in onze keuken. Ze marcheren richting keukenkast. Nadat ik een stuk of zes mieren, deze zijn piepklein, in de babymelkpoeder ontdek, pak ik als een bezetene al het etenswaar in plastic tassen. Onhandig omdat het plastic niet doorzichtig is en je dus niet kan zien wat waar zit. Goed als geheugengymnastiek.
Op een middag ben ik op stap met mijn oudste zoon. “Kijk mama een heersbeestje,’ zegt hij. Ik kijk naar het beestje dat hij aanwijst. Het is een dikke vette mier. Zoals je weet bestaat een mier uit drie delen en het laatste gedeelte van zijn lijf ziet er uit als een lieveheersbeestje dat niet kan vliegen. “Dat is een mier,’ zeg ik. Hij kijkt me ongelovig aan. ‘Echt waar?’ vraagt hij. ‘Zeker weten, een mier met stippen,’ zeg ik.
donderdag 18 februari 2010
eenden
Op een ochtend, ik wrijf mijn ogen uit, en stap de aircokamer uit de föhn in. Zo voelt een kaasje zich als het uit de ijskast wordt gehaald. In het rijstveld kwaken eenden. Huh zie ik het goed? Zijn het geen ganzen? Ik knijp met mijn ogen en focus. Het zijn eenden. Vreemd om ze niet zoals ik gewend ben in het water te zien dobberen. Het rijstveld dat na het oogsten een dor en rommelig uiterlijk heeft, herbergt voor de kwetteraars nog van alles waar wij onze neus voor op zouden halen. Ze doen me denken aan wat ik aantref als ik tijdens een houseparty een wc bezoek. Ik maak een notitie in mijn hoofd van dit tafereel en loop alle dieren na die ik gezien heb en besluit extra alert te zijn op wat nog gaat komen. In de supermarkt schaf ik een schrift aan met ruitjespapier. De blokken zijn groot, 16 bij 16 mm. Als een trotse pauw maak ik een lijst van alle dieren die ik al gezien heb tot nu toe.
woensdag 17 februari 2010
katten
De katten op Bali zijn kleiner dan je gewend bent. De aaibaarheidsfactor is ook nog eens verrekt laag. Zo laag, dan wel afwezig, dat ik kssst ga roepen als ik een kat bij onze openstaande deur zie. Je kent het wel, je bent aan het ontspannen in een schommelstoel op de veranda na een lange zware stranddag. Je zit lekker en wordt ruw gestoord door een sluipende kat. De kat wil maar één ding, naar binnen glippen, om te kijken of er iets is dat de honger kan stillen. Toch ben ik de vrouw die de plannen van de kat bruut doorkruist. Vang iets buiten. Een muis of zo.
Als straf, zo voel ik het, word ik de laatste dagen in ons nieuwe hotel vlak bij zee, elke keer door de opgezette kat boven op de kast, pontificaal aanwezig, vuil aangekeken. Zijn bek staat open, ik zie zijn scherpe tanden, het lijkt alsof er op de hoektand een sterretje glinstert.
Als straf, zo voel ik het, word ik de laatste dagen in ons nieuwe hotel vlak bij zee, elke keer door de opgezette kat boven op de kast, pontificaal aanwezig, vuil aangekeken. Zijn bek staat open, ik zie zijn scherpe tanden, het lijkt alsof er op de hoektand een sterretje glinstert.
maandag 15 februari 2010
zondag 14 februari 2010
vleermuizen
De schemer is gevallen en dan beginnen de vleermuizen met muggen eten. Ze fladderen roekeloos rond, op boomhoogte. Ze zijn leuk.
Deze zondag gaan we een uitstapje maken en ik wil naar de vleermuizengrot ergens vlak bij zee. Er schijnen honderden, nee duizenden, vleermuizen in trossen in de grot te hangen. Als we dit plan voorleggen aan de chauffeur, hij gaat ons de dag van ons leven bezorgen, kijkt hij bedenkelijk. We stemmen dan toch in met zijn eigen uitgestippelde route. Geen grot, wel hete bronnen, lunchen tussen de rijstterrassen en een tempel aan een meer. Gedurende de dag, bij de lunch, komen we erachter dat we in de toeristenval zijn gelopen. De lunch is ook één van de vele attracties waar we doorheen worden geloodst. We zitten tussen bejaarde toeristen aan een warm buffet. Moe van de vele kilometers die we erop hebben zitten, met een hele lege portemonnee, komen we thuis.
Deze zondag gaan we een uitstapje maken en ik wil naar de vleermuizengrot ergens vlak bij zee. Er schijnen honderden, nee duizenden, vleermuizen in trossen in de grot te hangen. Als we dit plan voorleggen aan de chauffeur, hij gaat ons de dag van ons leven bezorgen, kijkt hij bedenkelijk. We stemmen dan toch in met zijn eigen uitgestippelde route. Geen grot, wel hete bronnen, lunchen tussen de rijstterrassen en een tempel aan een meer. Gedurende de dag, bij de lunch, komen we erachter dat we in de toeristenval zijn gelopen. De lunch is ook één van de vele attracties waar we doorheen worden geloodst. We zitten tussen bejaarde toeristen aan een warm buffet. Moe van de vele kilometers die we erop hebben zitten, met een hele lege portemonnee, komen we thuis.
zaterdag 13 februari 2010
slang
Net als bij onze favoriete koffiebar kijken we vanuit ons huis op rijstvelden. Er zijn vrouwen aan het oogsten. Met een sikkel snijdt een vrouw rijstplanten los, geeft de bos door aan iemand anders. Die slaat de bos tegen een soort wasbord dat schuin staat in een rieten mand. Met z’n zevenen zijn ze. Het lijkt zo makkelijk in de tropische hitte. Er ontstaat beroering. Ze stuiven uit elkaar en kijken naar het slagveld, hysterische kreetjes makend. Er is iets aan de hand. Wij weten niet wat en vragen of er een slang is. ‘Snake? Snake?’ Sommige vrouwen knikken met hun hoofd en beginnen opgelucht te lachen. Ik weet niet zeker of we elkaar goed begrijpen.
Dik een week later lopen we door een hele lange steeg naar het strand. Het is onze vaste route geworden en we noemen de steeg Gang, vernoemd naar de Nieuwe Gang die vlak bij ons huis thuis, is. Halverwege de Gang kunnen we niet verder want er ligt een slang, doodstil. Een Australisch stel, de jongen staat bijna op de slang het meisje keurig ver weg, vraagt aan niemand in het bijzonder, of de slang niet over de muur in het groen gegooid moet worden. In ieder geval is duidelijk dat de jongen ervoor wil zorgen dat de slang uit de steeg verwijderd wordt. Wie het gaat doen maakt niet uit als het maar snel gedaan wordt en niet door hemzelf. Ik kijk naar de slang, hij is niet zo dik, ook niet lang, groenbruin, geen opvallende kleur en de schubben zijn fijn getekend. ‘Is hij giftig?’ vraagt mijn vriend. Hij staat met zijn armen gespreid in de Gang. Zijn handen raken bijna beide muren. Volgens het Australische meisje zijn de giftige groen. Leeft de slang wel? Hij ligt zo stil. Op een gegeven moment durven we het aan om langs de slang te lopen. Ik ben niet bang maar vind het langslopen toch spannend.
Er komt een Balinees aangekuierd, hij bukt bij de slang. De jongen uit Australië begint aan zijn lofrede voor slangen in het groen en vraagt of de Balinees dit wil doen. De Balinees kijkt naar de slang, eigenlijk kijken we allemaal naar de slang en naar hoe de Balinees de slang bestudeert. We hopen dat hij de slang over de muur gaat gooien. Er gebeurt niets. Het duurt me allemaal te lang en ik sleur mijn gezin richting strand. Al snel rijdt het Australische stel op de motor langs. De jongen vertelt met enig triomf dat het is gelukt de slang over de muur te krijgen. Door de Balinees uiteraard. Wauw! Mijn schuld dat we dit net hebben gemist.
Dik een week later lopen we door een hele lange steeg naar het strand. Het is onze vaste route geworden en we noemen de steeg Gang, vernoemd naar de Nieuwe Gang die vlak bij ons huis thuis, is. Halverwege de Gang kunnen we niet verder want er ligt een slang, doodstil. Een Australisch stel, de jongen staat bijna op de slang het meisje keurig ver weg, vraagt aan niemand in het bijzonder, of de slang niet over de muur in het groen gegooid moet worden. In ieder geval is duidelijk dat de jongen ervoor wil zorgen dat de slang uit de steeg verwijderd wordt. Wie het gaat doen maakt niet uit als het maar snel gedaan wordt en niet door hemzelf. Ik kijk naar de slang, hij is niet zo dik, ook niet lang, groenbruin, geen opvallende kleur en de schubben zijn fijn getekend. ‘Is hij giftig?’ vraagt mijn vriend. Hij staat met zijn armen gespreid in de Gang. Zijn handen raken bijna beide muren. Volgens het Australische meisje zijn de giftige groen. Leeft de slang wel? Hij ligt zo stil. Op een gegeven moment durven we het aan om langs de slang te lopen. Ik ben niet bang maar vind het langslopen toch spannend.
Er komt een Balinees aangekuierd, hij bukt bij de slang. De jongen uit Australië begint aan zijn lofrede voor slangen in het groen en vraagt of de Balinees dit wil doen. De Balinees kijkt naar de slang, eigenlijk kijken we allemaal naar de slang en naar hoe de Balinees de slang bestudeert. We hopen dat hij de slang over de muur gaat gooien. Er gebeurt niets. Het duurt me allemaal te lang en ik sleur mijn gezin richting strand. Al snel rijdt het Australische stel op de motor langs. De jongen vertelt met enig triomf dat het is gelukt de slang over de muur te krijgen. Door de Balinees uiteraard. Wauw! Mijn schuld dat we dit net hebben gemist.
vrijdag 12 februari 2010
vissen
Het eerste exotische aan ons hotel is de vijver met vissen langs het pad naar ons huis. ‘Kijk mamma vissen’, wijst mijn oudste zoon. Er zwemmen prachtige vissen die je alleen ziet als ze net onder de oppervlakte zijn of als ze even kun bek openen aan de oppervlakte. Het lijkt of ze een hap lucht nemen. Het water is moddergrauw waarin de knaloranje vissen met witte vlekken waarlangs een zwarte bies loopt, zeer goed staan. Hier en daar steekt een blad van een waterlelie omhoog. Het stikt van de vijvers, dus ook vissen.
Aan de overkant van ons hotel steekt uit een minivijver, ook daar roeren zich vissen, een muziekinstrument. Het instrument is een uit bamboe opgebouwd raamwerk bespeelt door een straal water, uit de bek van een stenen kikker, dat een klein rad in beweging zet. Het rad zorgt dat er stokjes tegen andere stokjes, ook van bamboe, tikken. Mijn zoon wordt een magneet, dan een klevende lolly, als we de muziek al horen.
Onze favoriete koffiebar, de ruimte lang met open einde, heeft een bank perfect dwars neergezet met zicht op de rijstvelden en natuurlijk een vijver.
Aan de overkant van ons hotel steekt uit een minivijver, ook daar roeren zich vissen, een muziekinstrument. Het instrument is een uit bamboe opgebouwd raamwerk bespeelt door een straal water, uit de bek van een stenen kikker, dat een klein rad in beweging zet. Het rad zorgt dat er stokjes tegen andere stokjes, ook van bamboe, tikken. Mijn zoon wordt een magneet, dan een klevende lolly, als we de muziek al horen.
Onze favoriete koffiebar, de ruimte lang met open einde, heeft een bank perfect dwars neergezet met zicht op de rijstvelden en natuurlijk een vijver.
donderdag 11 februari 2010
libellen
‘Wat is dat?’ vraagt mijn oudste zoon. ‘Een libelle’ zeg ik. ‘De helikopters onder de vliegende beesten’ verduidelijkt een vreemde man ons. Gut een Nederlander. Een paar dagen later vraagt mijn zoon terwijl er een libelle in de buurt is, ‘Wat is dit?’. ‘Dat is een libelle, je weet wel een soort helikopter’. ‘O een libelle’ roept hij.
Een libelle kun je niet echt goed bestuderen, ze zijn er of komen aan gevlogen, maar zijn ook zo weer weg. Inderdaad niet zo slecht gevonden van die vreemde meneer.
We komen nog geregeld Nederlanders en kleine helikopters tegen, de Nederlanders blijven iets langer hangen dan je lief is. Maargoed je wisselt wat uit over hoe warm het wel niet is of hoe koud het in Nederland is op dat moment en dan gaan ze uiteindelijk toch verder. Ze gaan hun eigen weg naar een stuk schaduw of naar een Warung, de zee, een supermarkt, een winkeltje met sarongs, een tempel, een vulkaan of weet ik veel waar naartoe.
Een libelle kun je niet echt goed bestuderen, ze zijn er of komen aan gevlogen, maar zijn ook zo weer weg. Inderdaad niet zo slecht gevonden van die vreemde meneer.
We komen nog geregeld Nederlanders en kleine helikopters tegen, de Nederlanders blijven iets langer hangen dan je lief is. Maargoed je wisselt wat uit over hoe warm het wel niet is of hoe koud het in Nederland is op dat moment en dan gaan ze uiteindelijk toch verder. Ze gaan hun eigen weg naar een stuk schaduw of naar een Warung, de zee, een supermarkt, een winkeltje met sarongs, een tempel, een vulkaan of weet ik veel waar naartoe.
woensdag 10 februari 2010
kakkerlakken
In ruime aantallen zitten ze op warme vochtige plekken. Met de twee voelsprieten fier vooruit, blijven ze vies. De paar die ik gezien heb, in de natte ruimte natuurlijk, liepen op hun dooie gemak ergens naartoe. Geen geroetsjt. Klein en fijn. Als kind heb ik grote hoeveelheden dode kakkerlakken gezien. In de tearoom van mijn ouders in de binnenstad van Amsterdam werd één keer in de zoveel tijd gif gespoten tegen de onuitroeibare gluiperds. De dag na zo’n spuitsessie lag de vitrine waarin normaal taarten staan, bezaaid met kakkerlakkenlijken.
Ze planten zich zo snel voor, het lijkt wel exponentieel. Een vrouwelijke kakkerlak draagt ongeveer dertig kakkerlakken in een eipakket lees ik op een site die we allemaal wel kennen en ze eten alles.
De hele dikke, echt wel grote, die ik op een dag op straat zie, is dood. Ben ik daar blij om? Zeker, bij kakkerlakken geldt hoe groter hoe enger. Hoewel ik heb nog nooit een grote levende gezien. Juist die avond lees ik mijn oudste zoon het boek Pluk en de Petteflat voor waarin Pluk bevriend raakt met kakkerlak Zaza.
Ze planten zich zo snel voor, het lijkt wel exponentieel. Een vrouwelijke kakkerlak draagt ongeveer dertig kakkerlakken in een eipakket lees ik op een site die we allemaal wel kennen en ze eten alles.
De hele dikke, echt wel grote, die ik op een dag op straat zie, is dood. Ben ik daar blij om? Zeker, bij kakkerlakken geldt hoe groter hoe enger. Hoewel ik heb nog nooit een grote levende gezien. Juist die avond lees ik mijn oudste zoon het boek Pluk en de Petteflat voor waarin Pluk bevriend raakt met kakkerlak Zaza.
dinsdag 9 februari 2010
salamanders
Echt geinige dieren zijn de salamanders, nu moet ik toegeven dat ik niet zeker weet of het salamanders zijn, voor het gemak noem ik ze zo. Ze hebben een vaal bruin grijze kleur en aan het einde van hun vingers, elke poot loopt in vijf vingers uit, zit een soort bolletje, misschien zijn het wel noppen. Ze lopen uit van 7 tot 12 cm.
Op een avond lig ik buiten op een verhoogde rieten mat, met daarop in het midden een kleine tafel, tafel op tafel eigenlijk en wacht wat tot het bier arriveert. Er zijn er drie, twee grote en een kleine, aan de muur geplakt. Doodstil zitten ze. Natuurlijk blijf ik kijken. Dan schiet er een op een insect af. Weg insect. Het ging zo snel dat ik niet weet hoe de prooi gevangen is.
Ik kom de salamanders geregeld tegen. Ze zijn hier net als muizen. Ze leven achter keukenkastjes, schilderijen, dingen die aan de muur hangen. Ze bewegen zo snel dat je schrikt omdat ze zich willen verstoppen zodra je aan komt lopen.
Op een avond lig ik buiten op een verhoogde rieten mat, met daarop in het midden een kleine tafel, tafel op tafel eigenlijk en wacht wat tot het bier arriveert. Er zijn er drie, twee grote en een kleine, aan de muur geplakt. Doodstil zitten ze. Natuurlijk blijf ik kijken. Dan schiet er een op een insect af. Weg insect. Het ging zo snel dat ik niet weet hoe de prooi gevangen is.
Ik kom de salamanders geregeld tegen. Ze zijn hier net als muizen. Ze leven achter keukenkastjes, schilderijen, dingen die aan de muur hangen. Ze bewegen zo snel dat je schrikt omdat ze zich willen verstoppen zodra je aan komt lopen.
maandag 8 februari 2010
muggen
Al een uur nadat we zijn geland zit ik onder de irritante dikke rode muggenbulten. Ik heb nog geen mug gezien of gehoord. Hoe kan dit? Stiekeme beesten. Beesten? Zeg maar gerust beestjes, ze zijn gemeen klein, kom ik later achter. De rest van mijn gezin zit ook onder. De meegebrachte knijpfles muggenlotion met deet is niet toereikend. We kopen zeker nog vier family tubes erbij gedurende de drie weken dat we op Bali zijn. Ik was vergeten hoe naar dit allemaal is.
Veel te laat, vandaag, hoorde ik dat je op jeukende bulten tandpasta kunt smeren en dit helpt, echt, tegen de jeuk en de zwelling.
De laatste dagen, vertoevend honderd meter van zee hoeven we niet meer drie keer per dag, met sunblock (factor 50), erbij trouwens zes a zeven keer, maal vijf (gezinsleden) is vijfendertig keer, te smeren. Wat een opluchting.
Veel te laat, vandaag, hoorde ik dat je op jeukende bulten tandpasta kunt smeren en dit helpt, echt, tegen de jeuk en de zwelling.
De laatste dagen, vertoevend honderd meter van zee hoeven we niet meer drie keer per dag, met sunblock (factor 50), erbij trouwens zes a zeven keer, maal vijf (gezinsleden) is vijfendertig keer, te smeren. Wat een opluchting.
Abonneren op:
Posts (Atom)
Volgers
Over mij
- Jacqueline Wippo
- in maart en april een quiz, in mei interviews, in juni roddels, total make overs in juli, augustus de videoroman, september stellingen, in oktober een kort luisterverhaal, bloopers in november, een december vol problemen, in januari lekker makkelijk, in februari en maart de fauna reportage, in april is minimarktonderzoek onder uitzendbureaus als soapopera verwijderd onder het mom van eigenbelangen gaan voor, toen op stap met mijn oudste zoon, nu mijmeren over een nieuwe website