vrijdag 3 december 2010

bern VI

We wandelen naar de volgende speeltuin, Tina heeft beloofd elke dag naar een andere te gaan en ze houd zich aan haar woord, zoals ik van haar gewend ben.
Onderweg passeren we een brug met geluid. Er komt een geluid uit, het is geen muziek, geen hitje, geen modern getingel en onritmisch gekraak.
Het is melodisch. Geheimzinnig. Ik kan het niet uitleggen, het was enig geweest als je getuige was geweest, ik bedoel dat je daadwerkelijk met ons drieën meeliep.
Ik durf het bijna niet te zeggen...kunst...

dinsdag 30 november 2010

bern V

We lopen en Lou stept, nu wacht hij steeds op ons in plaats van wij op hem, ik schreeuw al dat hij moet stoppen, maar de auto vertraagd, staat bijna stil, ja nu echt. We kunnen gewoon oversteken! Niet eenmalig, het is beleid.
Lou gaat als een volleerde skater op de step vooruit, steeds raak ik hem kwijt en bonst mijn hart zo als een bosjesman in extase, hij is er toch weer...dus.
Pak van mijn hart! Komt daar het woord pakje vandaan?

donderdag 25 november 2010

bern IV

Ik sta met de zus van Tina voor een fiets met een kinderzitje, nou zo klein is het niet het is een achterop maar dan voorop. Ze ontcijfert het cijferslot. De code zeg ik lekker niet. Goed het is 0007. Ja 007 met een 0 teveel.
Tijdens de proefrit rij ik eerst wiebelig, dan beter, joepie fietsen in Bern! Het leukste is berg af, zo waanzinnig snel. Daar zijn de grachten niets bij, zoals een jongenssopje.

dinsdag 16 november 2010

bern III

‘Mahamm, jij moet het voor me doen’. Mijn oudste zoon roept vanuit de badkamer. De wc doortrekken gaat heel speciaal in het huis van mijn vriendin. Het is een kraan die je moet opendraaien, nix geen trek of druk mechanisme.
In het begin ben ik er onhandig in, ik draai de kraan veel te ver open, het water stroomt oorverdovend loeihard door de buis.
Er zijn koeien als ik door het badkamerraam kijk. Bruin-wit. Ik hoor ze ook, door het raam, het komt door de Alpenbel om hun nek.

zaterdag 13 november 2010

bern II

In Bern deel je de wasmachine. In de kelder. Er staat een stevige machine, zoals een ijskast in het premobiele tijdperk, er hangt een wasserettesfeer.
Sorry.
We gaan wassen, mijn oudste zoon en ik. Tina gaat ook met hem wassen. Een broek die in een slootje verdwijnt, pffff er zitten kaplaarzen onder, moet immers gewassen worden. Het is gelukkig maandag....wasdag. Of is het een andere dag?

vrijdag 15 oktober 2010

bern I

We gaan naar Tina Scheiben, mijn prachtige vriendin in Bern. Vliegen en met de trein, we gaan op reis. Ik verheug me en zie ertegen op! Nog een krappe week en we gaan. ... wordt vervolgd.....

maandag 6 september 2010

op galerietour

We gaan met een bakpiets, zo zegt mijn dochter het, vol, naar Cokkie Snoei in Amsterdam. Bij de opening is de kunstenaar aanwezig. De bakpiets zit vol met mijn drie kinderen en ik fiets ze. O ik bid dat ze zich zullen gedragen.
De kunstenaar ken ik niet persoonlijk doch via facebook. Als ik voorbij sjees, ongezien volgens mij, zie ik Bert staan met de hond. We stappen binnen, mijn kinderen lopen rond, Lou geeft een kado aan Bert, ik kan niet zien hoe hij het uitpakt, laat staan filmen, want ik moet mijn focus leggen op mijn op het podium springende kind. Mijn kind. Ik betrap ze ook op het wegmoffelen van de uitnodigingen. Ze steken ze in een kier zodat ze onder het podium komen. Als ik na vele bekvechten en alle dingen doen die mamma niet leuk vindt, nog niet eens mijn glas wijn op heb, het heeft op vele plekken gestaan, mijn sigaret nog niet op, besluit te gaan, komt Bert me tegemoet gelopen en zegt, je gaat toch niet hè? We doen nog een afleidingspoging met de hond, ik til nog wat kinderen op en dan gaan we echt.
Bij Juliette Jongsma galerie gaat het iets soepeler, ze rennen wat rondjes door de zaal, zitten natuurlijk toch aan een kunstwerk. Er is eten en dan zet ik ze in de bakpiets en kan ik even 5 minuten relaxt een gesprek voeren.
De kunst moet je zelf gaan zien!

zaterdag 4 september 2010

blokker

Ik ga boodschappen doen en we lopen tegen de Blokker aan. Mijn zoon wil iets kopen en hij hapert terwijl hij me vertelt wat dan. Hij? Ik ben degene die echt koopt, mijn zoon zoekt wel uit.
Voor hij uitgesproken is weet ik het fel begeerde al feilloos op te roepen. Hij loopt de kortste weg naar het schap met de broodtrommels en de bekers. Daar draait het allemaal om, het laatste bedoel ik, er is geen reden om er één te aan te schaffen, maar ik ben zwak, ik bezwijk voor mijn oudste zoon. Mijn zoon zoekt uit, ik betaal.
O ha ha, ik vergeet te laten vallen dat Cars ook een behoorlijke rol in deze akte speelt. (Nee ik wordt echt niet gesponsord).
Er staan nu twee verschillende soorten bekers in het schap, van elk design. Hij wil de beker met de deksel met ontploffende tuit. Geen draaidop. Met de walgelijke Cars print. Hij pakt hem en bekijkt het zorgvuldig. Eerst probeert hij of hij hem zelf open kan krijgen, lukt hem vrij snel.
Nee toch niet. Hij wil een effen hemelblauwe beker met bidondeksel. Echt geen Cars? Vraag ik me, in mijzelf, af. Ik raak liever geen speelgoed met geluid aan! Nee.
Mijn zoon blijft bij zijn besluit. Het speelgoed waar hij me en passant, op weg naar de kassa op wijst, wil hij eigenlijk ook hebben, laat ik beschaafd staan.
Het is een kronkelweg, maar mijn zoon kan fietsen. Dat gevoel kun je zelf net als ik, hoop ik voor je, nog steeds oproepen.
Geweldig!

vrijdag 27 augustus 2010

centrale bibliotheek

DUS Architects heeft iets voor de deur van de bibliotheek gezet en wij, mijn oudste zoon en ik staan er middenin. Het is een vierkante kubus, waar je in kan stappen na de ‘stairway to heaven’. Vanbinnen is er een nepbos. Dat wil zeggen een boom in het midden die wordt weerkaatst door spiegels, overal zijn ze. Boven niet, daar is lucht en natuurlijk zijn er witte wolken. Mijn zoon vindt het te gek. Ik ook, al ben ik sneller uitgespeeld dan hij.
We gaan nòg een keer het hele ritueel door en komen bevrijd van iets zwaars, er uit.
In de bibliotheek nemen we de tijd, we nemen de roltrap, de gewone trap, de lift. Alles is leuk. Natuurlijk moet mijn zoon naar de wc. Hij kan met een sleutel naar een wc speciaal voor kinderen geloof ik, alleen ik prefereer de volwassenen wc. Een attractie op zich.
We drinken nog iets boven, met uitzicht, hier zat ik eens in een performance met de titel ‘Een voorspel’, bijzonder, vooral omdat ik het alleen heb gedaan.
Nu al weet ik dat deze boeken die de draaideur door gaan, te laat terugkomen.

donderdag 26 augustus 2010

blokker speelgoed

Verjaardagen en afkicken van die dagen geven vreemde taferelen bij mijn oudste zoon. Hij vraagt aan iedereen die binnenkomt of men een cadeautje bij zich heeft.
We zijn op weg naar de Blokker. De Speelgoed Blokker aan de Centuurbaan. Om twee cadeaus te kopen voor zijn tweeling broertje en zusje die al snel jarig zijn, hoera nog een kinderfeestje.
Ik heb met hem afgesproken dat hij één cadeau mag uitkiezen en ik de andere. Wel mag hij bepalen voor wie hij iets uitkiest voor Nappie of Theda. Hij draalt bij de rekken met auto’s en andere snelle vervoersmiddelen. Een miniatuurbus van Connexxion, hij gaat naar Leiderdorp. Daar moeten we samen eens naartoe. Een brandweerauto, ambulance, politieauto, ook in combinatiepakket.
Er is een roze blikvanger in de zaak, de Barbies en meisjesafdeling. Het is de kleur van Fleur, iets met liefde of zo. Ik betrap mezelf erop dat ik heel hebberig word en ik moet het goede voorbeeld geven, dus ik sla ruim in. Ministek, een Barbie (kunstproject) een auto met een paardentrailer er achter, ah een boot die blijft drijven en als topstuk een tweelingbuggy. Ik koop even geen Cars.
Het huis is weer te vol. Ik geloof dat ik bijna een dag heb genoten van mijn hoogstpersoonlijke doch stiekem gevoerde opruimaanval en poets epilepsie.

woensdag 25 augustus 2010

winkel

Wij lopen Domburg centrum in, mijn oudste zoon en ik. Zo snel als lukt, we moeten een keer terug lopen om de verloren veer op te rapen, gevallen uit de minibuggy die mijn zoon voor zich uit rijdt. Dan zijn we in mijn favoriete winkel in Domburg. Een jaar geleden kocht ik daar een jurk, met borduursel, handgemaakt in Nepal als ik het wil geloven en ja dat doe ik graag. Inmiddels is mijn roetzwarte jurk na vele wasbeurten grijs.
In de winkel pas ik zeven jurken. Mijn zoon is uiterst meedenkend, hij vindt het leuk in de winkel, pashok met gordijn, weten wij alles van, toch dames. Ik zwicht voor een jurk, best bloot op de rug, daar houd ik van, in het zwart en er zitten gilmmers op. Diep uitgesneden ook. Naar mijn werk kan ik hem niet aan. Deze feestjurk komt ook uit Nepal. Echt zijde, kan dus niet in de machine.
In Amsterdam kijkt mijn zoon naar de knopen en nepdiamanten en weet exact de juiste sfeer boven te halen waarin we die samen gekocht hebben.
De jurk uit Frankrijk, hemelsblauw met kanten bies die ik van Roos voor mijn verjaardag heb gekregen, vindt hij ook zo mooi.

woensdag 23 juni 2010

bastiaans friture

Het duurt nog een half uur voor de pont naar het NDSM komt. Ik ga zitten terwijl mijn zoon kijkt of er al dan niet een auto op de voorbij trekkende vrachtschepen staat. Het is een druilende of winderige dag. ‘Mama ik wil met die boot,’ zegt mijn zoon. Hij wijst naar de draagvleugelboot die je in een mum van tijd naar IJmuiden brengt. ‘Ok kom op’, zeg ik.
We wachten kort en stappen aan boord. De boot is op een paar mensen na leeg. Mijn zoon gaat voorin zitten bij het raam, het is alleen niet helemaal vooraan, in de punt van de boot kun je ook zitten. “Op de terugweg’, beloof ik. Dan vertrekken we, en we stijgen nog net niet op, zo rap gaan we. ‘Hard hè!’, roept mijn zoon. Dat ben ik grandioos met hem eens!
Mijn grote zoon zit op zijn knieën op zijn stoel en kijkt naar het opspattend schuim naast de boot. Als we vaart minderen en een bocht maken krijg ik het bange vermoeden dat we er zijn. Mijn zoon en ik willen nog niet uitstappen, nu al, dit is toch nog niet het eindpunt. Ja, hup eruit. Het weer is guur en we duiken de snackbar in.
Mijn zoon wil snoep maar krijgt een snack. Hij kiest een hotdog. Ik neem een broodje kroket. We worden bekeken door werklieden, vaklui. Zodra mijn zoon even geen aandacht vraagt gluur ik naar de mannen, wat ze eten en de overals die ze dragen. Op het glazen gedeelte van een soort windscherm zie ik de naam Bastiaans staan. Op internet vind ik Bastiaans Friture. Belgisch niet?
Dan gaan we op huis aan. Nog sneller dan heen. We stappen op de kade en zien een vrouw die voor ons loopt aan de rand van de steiger een trapje afgaan richting water. ‘Wat gaat zij nou doen?’ vraagt mijn zoon. Ik weet het echt niet en we snellen naar de rand van de houten steiger waarop we lopen, om te zien wat de mevrouw doet. Ze stapt in een open speedbootje waar een man achter het stuur zit. We kijken heel lang hoe ze elkaar begroeten en hoe het bootje keert en wegvaart.

zaterdag 19 juni 2010

blokker

Waar koop je in hemelsnaam een broodtrommel vraag ik me af. Ik zie het niet zitten om met mijn zoon naar een speelgoedwinkel te gaan. Blokker. Onwillekeurig denk ik aan een vriend die een zeker stel een blokkerstel noemde. ‘We gaan een broodtrommel voor je kopen bij de Blokker’, zeg ik tegen mijn zoon. Hij is er meteen voor in.
De blokker ziet er fleurig uit, misschien hebben ze een styliste in de arm genomen. De automatische toegangspoort wordt uitgeprobeerd. Mijn zoon krijgt er geen genoeg van, begint rondjes te rennen, het hek moet wel overstuur zijn.
We lopen nu echt de winkel in naar de b van broodtrommel. Daar staan er een aantal zielig bij elkaar. Er staat een rode Cars trommel tussen, de laatste, mijn zoon kan zijn geluk niet op. Over de Cars bekers, kijkt hij heen, mooi zo. Hij heeft trouwens al een Cars bidon. Hij wil de trommel zelf dragen. Zonder tas.
Thuis wil mijn zoon een boterham. Hij eet hem niet op maar stopt het in de nieuwe trommel waar ook diverse speeltjes inzitten zie ik nu. Plus een folder om naamstickers te bestellen, goed idee, leuk gedaan ook, ik gooi het bij het papierafval.
Voor een week is mijn zoon onafscheidelijk van zijn broodtrommel, hij gaat ermee in bad, naar bed, naar de crèche. Mijn zoon is bezig met zijn eigen overgangsritueel en de trommel is een geheime schatkist waar voorwerpen met voedsel in geofferd worden.
Inmiddels is het nieuwe er af of de geesten zijn bezworen, ik pak als mijn zoon in bed ligt de lege schone broodtrommel uit de keukenkast. Op de onderkant van het heilige der heiligen plak ik de naam van mijn zoon met letterstickers. Van die Mars letters, een leuke reclamestunt van de reep. Ik hoop niet dat ik nu zijn voodoo krachten verstoor. Mijn zoon weet het nog niet, ik ben benieuwd hoe hij het vindt

vrijdag 18 juni 2010

de kleine reus

Gisteren bij het slapen gaan heb ik mijn oudste zoon voorbereid op de spannende dag vandaag. Eigenlijk doe ik dit al weken. Mijn zoon gaat wennen bij de Kleine Reus, zijn nieuwe school. Bij het ontbijt ben ik een tikje gespannen want we worden om half negen verwacht.
Stipt op tijd ontmoeten we juf Sonja in het lokaal. Het is rustig. ‘Hoe laat begin je ook al weer?’ vraag ik. ‘Kwart voor negen’, zegt juf Sonja. Ook op school hanteert men een academisch kwartiertje. Mijn zoon moet naar de wc, ik ga mee.
Vandaag is speelgoeddag leer ik in het kringgesprek. Mijn zoon zit op mijn schoot. Iedereen komt aan de beurt, je mag iets vertellen of laten zien of alleen goedemorgen zeggen. Mijn oudste zoon is nu de jongste en duikt in me weg als hij aan de beurt is. Pas als een pittig tenger meisje over haar weekend vertelt, ze heeft een rode raceauto, met lawaai, gekocht bij een benzinestation op weg naar opa en oma, komt mijn zoon los. ‘Maar Bliksem kan ook heel hard hoor,’ roept mijn zoon. Er zitten twee branieschoppers in de kring dus niemand hoort het, behalve ik.
Feestjes passeren de ronde, het zwembad in het Vondelpark natuurlijk, een weekendje Bakkum. Als juf Sonja even de gang op loopt, het is me onduidelijk waarom, breekt de hel los. De branieschoppers springen op om te rappen en schudden daarbij een soort breakdance uit. Na terugkomst heeft juf Sonja in een mum van tijd de klas tot rust gebracht. Het kringgesprek wordt afgerond want het is tijd voor spel, ik mag of moet weg. Om elf uur kan ik hem ophalen.
Als ik weer voor de neus van juf Sonja sta krijg ik subtiel een reprimande, of ik wel weet dat hij fruit en drinken mee moet nemen. Hij is niets te kort gekomen, daar niet van, ze hebben gedeeld.
De klas gaat net buitenspelen, mijn zoon wil blijven. Oma biedt verlossing, ik hoef haar maar te noemen of hij staat al naast de fiets. ‘Hoe was het?’ bekogel ik hem. ‘Ja’ zegt hij. Academisch kwartiertje mijmer ik, broodtrommel en beker, voor wie is deze wendag?

donderdag 17 juni 2010

oud west

Het is anders fietsen zo met mijn zoon voorop, het heeft voornamelijk met stuurbalans te maken, zo zwaar is hij. We gaan naar Oud West om een snoertje op te halen bij Marjenna.
Ze woont vier hoog, mijn zoon vindt het mega interessant. Hij wijst me op de trap onder ons, hebben we net gelopen en op de trap voor ons, waar we zo zullen zijn. De honden blaffen. Als ze blaffen bijten ze niet, stel ik mijn zoon gerust.
Binnen duurt het even voor we allemaal gekalmeerd zijn en het bekijken van de puppyfoto’s draagt hieraan bij. Ik vertel mijn zoon dat hij als klein jochie de puppy’s in het echt heeft gezien, of nee bedolven is geweest door likkende puppy’s. Hij knikt langzaam met grote ogen en bekijkt de twee honden die liggen te hijgen onder tafel.
We stappen het balkon op en moeten dekking zoeken onder de parasol. ‘Mag ik de planten water geven?’ vraagt mijn zoon. ‘Dat moet je aan Marjenna vragen” reageer ik. Ik kan niet nalaten te denken dat je planten pas laat op de dag water mag geven dus ben ik benieuwd wat ze zal zeggen. Ze zit binnen maar heeft het gesprek gevolgd, want ze reageert direct. Hij mag de planten water geven. Twee gieters en een tuinslang komen tevoorschijn. Gretig gaat mijn zoon aan de slag. Ik ben bang dat er een aantal planten verzuipen, maargoed ik hou me in, probeer af en toe mijn zoon af te remmen, bij te sturen door hem naar drogere plantenbakken te dirigeren. Ik dwing mezelf hem zijn gang te laten gaan. We zijn klaar.
De twee honden liggen nog steeds te hijgen onder tafel. De grote hond is een overgebleven pup van Flint. ‘Waar is papa?’ vraagt mijn zoon. ‘Die woont op de hei’ zegt Marjenna. Mijn zoon kijkt raar. ‘Waar is papa?’ vraagt hij nog eens. ‘Papa woont ergens anders, lekker buiten’ antwoord Marjenna. Ze laat een foto zien, papa is een kleine opdonder staand in typische heide flora.
Ik stop het snoertje in mijn tas, het is tijd om te vertrekken. We fietsen heel langzaam in, te gek warm, super zacht zomerweer, weer naar huis.

woensdag 16 juni 2010

ij-kantine

Aan het ontbijt vraag ik mijn zoon wat hij wil doen. ‘Met het pontje’ zegt hij. Niet naar het zwembad in het Vondelpark dus. Ik sluit me onherroepelijk aan bij zijn idee.
Als we op de fiets zitten krijg ik een verwarrende discussie over het lange en korte pontje. Het komt neer op dat we de pont naar Noord nemen terwijl we eigenlijk die naar NDSM hadden moeten hebben. Dus gaan we meteen terug naar Centraal om de goede pont te nemen, die naar het NDSM.
‘Wat is dat? vraagt mijn zoon. Hij bedoelt het grote rode stalen dobberende ding. ‘Dat is een boei’ zeg ik. ‘Nee dat is een boot’ zegt mijn zoon. ‘Nee hoor’ zeg ik, ‘een boei’. Ik voel dat ik in verkeerd vaarwater kom. Mijn zoon beweert bij hoog en bij laag dat het een boot is. Ik geef hem gelijk, ik moet ook rekening houden met overige passagiers.
Het terras van de IJ-kantine zit bijna vol. Naast de zandbak is een hoge tafel waar ik ga zitten. Zoon is al in de zandbak gedoken. Ik bestel drankjes en kan mijn ogen niet afhouden van een man alleen aan een tafel naast ons. Hij heeft iets gegeten en krijgt nu een nieuw bord voor zich met een kinderlekkernij, boterham met hagelslag. Hij trekt zijn wenkbrauw op, lacht wat, kijkt om zich heen en eet het allemaal op. Het is een Fransman. Dit merk ik pas als hij aan twee vrouwen die bij hem aangeschoven zijn, vertelt in zijn Engels met Frans accent, dat hij op de bonne foi iets heeft besteld.
Na een dubbele excursie naar de wc, de eerste keer vergeet ik mijn zoon te laten plassen, gaan we naar de kade. Het is bijna een foto van Ed van der Elsken, waar we ons in bevinden. Het is nog niet afgelopen, we hebben nog een lange ponttocht voor de boeg.

dinsdag 15 juni 2010

oud zuid

We staan op de tramhalte te wachten op lijn 24. Winnie Terra heeft me een opdracht gegeven een kado te maken, dat ze vandaag aan Koen Kleijn (ik ken hem niet) gaat geven. Ik mag het uitpakken filmen. Drie drukbezette mensen om de tafel krijgen is gedoe dus neem ik mijn oudste zoon mee naar onze afspraak in Oud Zuid. ‘Is dat onze tram?’ vraagt mijn zoon. ‘Nee, deze niet de volgende misschien’ zeg ik.
Het is even stoeien met de hoge drempel van de tram, mijn zoon wil perse zelf zijn loopfiets erin rijden. Hortend en stotend ploffen we op wat stoelen. Na een paar haltes mogen we er weer uit. Ik weet dat mijn zoon dit niet leuk vindt toch gaat hij zonder janken mee. Het laatste stuk fietst hij terwijl wij er achteraan slenteren, eigenlijk is het zwembadweer.
Voor de deur popelt mijn zoon om naar binnen te kunnen, hij gaat voorop de trap op en doet als eerste zijn entree in het huis van Koen.
Snel gaan we van start. Welke achtergrond zal ik nemen, ik zwaai wat met mijn camera door de ruimte, ga even op het balkon staan, teveel tegenlicht en neem de boekenkast als behang. ‘Mama gaat nu even filmen dus dan moet je stil zijn’ draag ik mijn zoon op. Alles gaat wonderwel goed.
We ontspannen met koffie, water en smoothie en praten over van alles en nog wat in het algemeen en over onszelf in het bijzonder. Mijn zoon is al een tijdje uit zicht en het is stil. Ik ga eens kijken wat hij uitvreet, we zijn tenslotte op visite. Ik zie hem niet meteen, hij zit in de keuken opgevouwen in een kastje en vraagt of ik het deurtje kan dichtdoen. Verderop zie ik een plas smoothie liggen. Snel maak ik het schoon, doe even voor zijn lol het deurtje dicht en sleep hem dan de keuken uit. Ondanks de gezelligheid stappen we op. We kuieren langzaam terug naar huis. De tram slaan we over.

maandag 14 juni 2010

noord-hollands archief

Met mijn oudste zoon voorop fiets ik naar het IJ want het is pontjesdag. Op het moment dat we onder het spoor door rijden dendert er een trein over. ‘Zullen we met de trein gaan?’ stel ik voor. Jaaaaa, met de trein, natuurlijk gaan we met de trein, laat die pont en zandbak zitten alstublieft.
We gaan Haarlem onveilig maken. Ik zeul mijn zoon het hele station door naar een balie, hij kan gratis. Op het perron zet ik hem op een rand waar hij kan zitten en ik loop een kiosk in. Koffie, limonade en cake. Door het raam zie ik naast mijn zoon een man in een felgeel hes. Ik snel er heen. Onverantwoordelijk hoor dat hij zo alleen op het perron zit, gevaarlijk ook met al die sporen her en der. Ik geef onmiddellijk toe dat ik een slons ben, voor je het weet ben je er veel te lang mee bezig of word je opgepakt.
In de trein, we zitten boven, is echt alles interessant, de prullenbak, het tafeltje, het ding waartegen mijn hoofd leunt. ‘Gaan we nu?’ vraagt mijn zoon geregeld. Als we eindelijk vertrekken zie ik een blik in zijn ogen, hoe zal ik het zeggen, alsof hij zelf op het fluitje blaast. We praten over het spoor naast ons dat we door het raam zien liggen, andere dingen die aan ons voorbij trekken.
In Haarlem krijgen we een moeilijk moment, mijn zoon heeft honger. De eerste de beste grillroom op de hoek durf ik niet in te gaan. We lopen en lopen, ik ken Haarlem niet, ik hoop snel op een straat met de juiste eetgelegenheden. Dan valt mijn oog op het Noord-Hollands Archief, daar is vast een café. Zie je wel god bestaat soms. We lopen een kantineachtig vertrek in en worden geholpen door de allervriendelijkste vrouw ter wereld. ‘Nee geen stroopwafel, je krijgt een broodje kaas ’ zeg ik tegen mijn zoon. Er is zelfs heerlijke mosterdsoep met stukjes, vlees misschien, ik laat ze in ieder geval liggen.
Gesterkt voor de reis lopen we dezelfde weg terug naar het station. ‘Waar wil je nu zitten?’ vraag ik. Beneden, boven kent mijn zoon al.

zondag 13 juni 2010

café de pont

Vandaag heb ik mijn oudste zoon helemaal voor mezelf, de hele dag! Ik moet snel iets bedenken om te doen, een onderneming die in de strakke agenda van vandaag past. Om 12 uur komt de cv man en hij verwacht iemand thuis. Tijdens het ontbijt zet ik mijn hersenen op volle toeren en graaf een oude bekende op. De pont over het IJ.
‘Zullen we met het pontje gaan?’, vraag ik mijn zoon.
‘Jaaaaa het pontje’, juicht hij, ‘nu?’ ‘Zo meteen’ zeg ik. Eerst zijn er de nodige ochtendrituelen die we nog mogen doen.
De pont naar NDSM deelt een geheim met mijn zoon. Infrastructuur als attractie. Ik snap het heel goed, ik heb dit met de magneetzweeftrein in Sjanghai. Trekt op tot om en nabij de 430 km per uur als ik het wel heb.
Opgewekt fietsen we naar het IJ. We moeten een half uur wachten tot de pont naar NDSM komt en ik besluit de pont naar Noord te nemen. Mijn zoon weet heel goed hoe het allemaal moet, wachten, mensen eraf, nog even wachten, dan mogen wij. Tijdens de tocht benutten we de hele ruimte, voorop het dek, binnen voor het raam, weer naar buiten, de gele knop om de schuifdeuren te openen, lokt zo.
Aan de overkant glijden we het terras van Café de Pont op, aanlokkelijk in de zon, niet druk. ‘Waar is de zandbak?’ vraagt mijn zoon. Café de Pont is leuk maar kan niet op tegen IJ-kantine. Ondertussen knik ik een oude bekende gedag, probeer zo goed en zo kwaad als lukt mijn zoon uit te leggen waarom we zijn waar we zijn. Chocomel en taart maakt veel goed en dan is het al tijd om te gaan.

vrijdag 12 maart 2010

vogel

We krijgen bezoek van Adriaan, een goede vriend van mijn vriend, hij woont op Bali en neemt zijn zoon mee. Natuurlijk ziet hij er anders uit dan ik me voorgesteld had. Niet exotisch maar blond en stevig, een charismatische kerel met een vlotte babbel. De mannen, op mijn jongste zoon na, gaan met hem zeilen. Er hangt een stortbui in de lucht die elk moment kan losbarsten. Lekker zeilen zo.
Wij achtergeblevenen vermaken ons prima, binnen en na de bui buiten. Ik kom na een mislukte shop poging thuis in het hotel. Een heel leuk Marc Jacobs jurkje, met een print van zijn naam, laat ik hangen. Veel te prijzig. De mannen zijn terug van een mislukte zeilpoging. Adriaan loopt me tegemoet en vertelt dat zijn zoon, een piepjong vogeltje in de tuin heeft ontdekt. ‘Waar dan, waar zit het vogeltje?’ vraag ik. Zo snel mogelijk wil ik het zien, voor de vogel gevlogen is. De ervaring met de tor ligt nog vers in mijn geheugen.
Op het gras zit inderdaad een klein vogeltje, ik kniel om het van dichtbij te bekijken en zie aan de zijkant van zijn kleine kop donsveertjes zitten. Ter hoogte van zijn oren. Hij schud even en hipt weg. Adriaan, zijn zoon en vrouw, zij is er ook opeens, moeten gaan. We nemen afscheid. Er is nog net tijd voor de laatste duik in het zwembad, dan pakken we in en nemen een taxi naar het vliegveld.
Bali, met zijn mooie mensen die onopvallend, meerdere keren per dag, hun rituelen doen met gevlochten mandjes van palmbladeren met bloemen, koekjes en rijst erin en brandende wierookstokjes erop, zien we zeker nog eens terug.

donderdag 11 maart 2010

tor

De laatste nacht slapen we in een nieuw hotel, het is een verhaal apart, waar ik wijs over zwijg. De kamers zijn luxe, als je naar buiten stapt is het uitzicht benauwd. Praktisch voor de deur staat een tafel met drie rieten stoelen.
Die middag zit ik op zo’n stoel en kijk naar de lege tegenover me. Het volgende moment als ik opkijk is de stoel niet meer leeg. Er zit op de rugleuning een grijze tor, mooi afstekend tegen het bruine riet. De tor doet me denken aan een kei. Zo groot is het beest. Heel lang gebeurd er niets. De tor zit daar stil. Ik sta op een houd mijn neus vlak voor de tor, ik bekijk hem met afstand van boven, ik ga weer terug naar mijn plaats en al die tijd wacht de tor af. Ik ook. Ik verlies het van de tor, loop naar binnen en pak een glas sinaasappelsap. Dit had ik natuurlijk, wat kan ik toch stom bezig zijn, niet moeten doen. Als ik mijn hoofd buiten de deur steek zie ik direct dat de tor gevlogen is. Ik zoek en zoek, dan vind ik hem. De tor zit nu op de grond achter de derde rieten stoel vlak bij de muur, bijna in de hoek. De achtergrond is weer bruin, nu het bruin van een tegel. Nooit zal ik weten hoe deze kei vliegt.

dinsdag 9 maart 2010

gekker

Is een gekker, het moet niet gekker worden, een dier? Geef het beestje een naam. Het is een samenraapsel van gekko en kikker, precies het dier, door mij bedacht omdat ik de officiële naam niet ken. Misschien is het wel een brute mutatie van de natuur, gelukkig maar anders zouden wij, jij en ik, hier niet zijn.
De gekker openbaart zich plotseling zoals iets nieuws, dus vreemd, altijd doet. Komt het omdat je onbewust niet voorbereid bent op nooit eerder waargenomen frivoliteiten?
Ik kijk op als ik de gekker aan de muur geplakt zie. Vervolgens ben ik betoverd. Het beest plakt als een gekko en beweegt als een kikker. De kop, voorpoten, het bovenlichaam zijn gelijk de gekko, de achterpoten zijn op zijn kikkers. De gekker lijkt beweeglijker, het is knap hoe hij springt en verderop weer aan de muur kleeft alsof er niets aan de hand is. Onze ontmoeting duurt kort, hij is net als ik alleen en verdwijnt even abrupt als zijn entree. Ik knipper met mijn ogen en verwerk het even voor ik tot de orde van de middag overga.

maandag 8 maart 2010

wesp

Op het strand settelen we ons bij een gemoedelijk tentje waar we tussen de middag nasi goreng eten. Het is ontzettend lekker met gebakken ei, ze weten precies wat we willen, dubbel gewoon, pittig en extra pittig. We zijn kind aan huis.
Op een dag hangen we daar rond, onze kinderen spelen in het zand met Diva, een Balinese schone van vier, alles is fijn, iedereen vermaakt zich, niemand zeurt, het is zo’n moment dat maar kort kan duren. Dan zie ik, waarschijnlijk de vader van Diva, hij zit op een geïmproviseerde bank, gebiologeerd naar iets kijken. Mijn oudste zoon wil graag spelen met een onduidelijk rijdend eendje en Diva ook, het is van haar dus dit kan moeilijk worden, de moeder van Diva zegt dat ze het mijn zoon moet geven, het lijkt zich op te lossen.
De vader kijkt nog steeds. Nieuwsgierig geworden sta ik op en loop erop af. Hij lacht en wijst waar hij naar kijkt. Het is een soort wesp, heel groot zeker vijf cm, zijn lijf bestaat uit een paar bollen afgewisseld met bolle ovalen met draadjes aan elkaar, die een frisgroene rups meetorst. Het gaat met een behoorlijk tempo voor zo’n zware last, nu weet ik het soortelijk gewicht van wespen en rupsen niet, de rups zal toch een stuk zwaarder zijn. Zou de rups nog leven? Geen idee, laat ik het zo zeggen ik hoop het niet.

zondag 7 maart 2010

hanen

Vandaag is het weer mooi, het is regenseizoen, wij glippen echter tussen de buien door. Het hotel naast ons bereidt zich voor op een reinigingsceremonie, ik hoor muziek, er zijn nogal wat mensen bezig met van alles en nog wat, voor mij in ieder geval onduidelijke zaken. Volgens de Balinese kalender is het tijd om boze geesten te verjagen, goede mogen blijven, dit alles zal morgen aanvangen. Op weg naar het strand horen we op een vaste plek in de route de kukeleku van een haan. Het komt uit een dichtbegroeide tuin, hoe het er uitziet kan ik alleen bedenken, er lopen vast kippen rond en dus die haan.
De volgende dag komen we op straat twee gevlochten manden tegen, dicht van boven, met in elk een haan. Voor de ceremonie natuurlijk, hanengevechten weetje wel, hoe dat zal zijn moet ik ook bedenken want bij de ceremonie van het hotel zijn geen pottenkijkers welkom. Er wordt een vlijmscherp mes aan de poot van de haan gebonden, er zal gefladder zijn, de mensen zitten en staan om het gevecht zoals bij een bokswedstrijd, er wordt onderling gegokt om, als de eerste haan het loodje legt, bergen met geld te kunnen verschuiven. Daarna hoor ik onderweg naar het strand onze haan niet meer, het kan toeval zijn, hoewel ik dat niet geloof.

zaterdag 6 maart 2010

koe

Het pad naar het oneindige blijft trekken, dus daar fietsen we weer. We komen langs van alles en nog wat. Dan staat er op een stuk gras een koe aan de lijn. Een bruine. Het is zo absurd, ik moet denken aan een filmpje dat ik ooit zag. Ik zal me inhouden om het niet na te vertellen zoiets is alleen leuk als je het zelf ziet.
‘Wat is dat?’ vraag ik mijn oudste zoon, voor de verandering. ‘Een koe’ zegt hij. “Wat doet hij daar? vraagt mijn zoon. Dat zou ik ook wel eens willen weten, wat moet in godsnaam deze koe hier? ‘Gras eten’ zeg ik tegen mijn zoon.
Inderdaad het zou leuk zijn als je het zou kunnen zien, maar dat kan niet of je moet op Bali zijn, van het pad af langs het strand, gestopt met fietsen, staand naast je fiets op het terrein van een luxe resort, er liggen volop mensen rondom het zwembad, tegenover een koe, vastgebonden met grof touw aan een pin en de koe gunt je geen blik waardig, hij eet onverstoord door aan sappig mals gras en je staat daar maar te staan. Alsnog kijkt de koe heel even op, kort, eet dan gerust door.

vrijdag 5 maart 2010

kreeften

Hoera we hebben fietsen. Gehuurd. Ze hebben kinderzitjes, mijn dochter zit achterop. Het gaat kantje boord, haar voeten zouden wel eens tussen de spaken van het wiel kunnen komen.
We nemen de weg langs het strand. Stopt deze weg ooit? Het oneindigheidteken uit de wiskundeles neemt reële proporties aan. Dit pad, sorry past beter bij de werkelijkheid, voert langs luxe resorts die als ingeblikte groente op zichzelf staan, je hebt geen idee. Inderdaad mijn dochters voet heeft de ruimte tussen de spaken niet kunnen weerstaan. We stappen af, in een mum van tijd worden we bijgestaan door een paar Nederlanders, dank jullie wel landgenoten, om de penibele situatie op te lossen.
Mijn oudste zoon staat inmiddels met zijn neus tegen een aquarium. ‘Wat is dit?’ vraagt hij aan niemand in het bijzonder. Het is erg druk rondom het zitje van mijn dochter, ze kunnen het heel goed af zonder mij, dus loop ik naar mijn zoon. In de hoek onderin liggen twee kreeften. ‘Kreeften’ zeg ik. Waarom ben ik nu triest? Komt het door de pijn van mijn dochter, pijn in het algemeen, de aardige landgenoten, het onverwachte kleurenpalet, bij kreeften denk ik aan grauw, omdat ze opgegeten gaan worden of doordat ze in de ruime glazen bak het kleinste hoekje hebben gekozen?

donderdag 4 maart 2010

slakken

Op het marmer voor de schuifdeuren glijdt een slak. Het marmer is getroffen door een speelgoedbom en de slak dreigt verstrikt te raken in een vaag stuk plastic. Ik trek aan het plastic en weg is de slak. Hij trekt zich stil terug in zijn huis. Het duurt even voor ik heel langzaam een voelspriet tevoorschijn zie komen, dan nog één en de rest van het lichaam volgt traag.
De slak staat, zodra ik het woord uit mijn mond laat rollen, volop in de belangstelling, je zou kunnen zeggen met stip de hitparade in geknikkerd. Vier paar ogen laten hem geen seconde los. ‘Oh oh’ zegt mijn oudste zoon, we hebben met zijn tweeën een geschiedenis met een hele andere slak, hij schiet in symbiose met het ding. ‘Wat een mooie slak’, zucht mijn zoon. Eerlijk gezegd blijf ik ook geboeid en laat dan de slak de slak. Dat had ik niet moeten doen. Mijn jongste zoon pakt een puzzelstuk op, komt stralend op me af, hij wil het me geven de schat, is zich van geen kwaad bewust, zo onschuldig nog, raakt even uit balans, hervindt zich en stapt monter met zijn rechtervoet op de slak. Wat eronder vandaan komt, kan ik beter niet vertellen.
Wie stapt er rond het avonduur op de volgende slak? Ook dat kan ik beter niet vertellen.

woensdag 3 maart 2010

eekhoorn

We gaan naar het strand of we komen er net vandaan, hoe het precies zit weet ik niet meer, in ieder geval ploffen we neer bij een tentje waar je kunt eten en drinken. Met het hele circus. Dat valt niet mee. Het vraagt je om alle zeilen bij te zetten, je buitenboordmotor aan te krijgen of gewoon je riemen in de roeidollen te gooien. Goed we zitten aan een vierkante tafel, eerst nog met zijn allen, vijven dus. Dat duurt niet lang, de kinderen drentelen alle kanten op, zitten met hun tengels aan van alles en nog wat en komen weer terug, willen op schoot, toch weer niet en dan komt het eten en drinken. Het is een heel gedoe met tegenstribbelende lichamen, planken noemen we het, eentje zet het op een brullen de volgende valt in, het lijkt wel kano en ik wil gewoon rustig eten, vergeet het maar, ik raak in paniek en dan zegt de reddende engel ‘kijk een eekhoorn’.
De engel wijst naar een boom. We draaien ons allemaal tegelijk om, ik denk nog dat het een grap is, een afleidingmanoeuvre, zoals een hond vrolijk achter een niet gegooide tak of bal aanrent. Het is geen grap, het is echt. Voor het eerst van mijn leven zie ik zo dichtbij een eekhoorn. De eekhoorn zit op de stam van een behoorlijk schuine boom. Mokkabruin, diep glanzend, hele donkere ogen en een weelderige staart.

dinsdag 2 maart 2010

zeesterretjes

Zeesterretjes omdat ik onze lieve god niet ben en geen idee heb hoe de friemeldingetjes heten. We zijn op het strand, waar anders. Ik sta naast de strandstoelen met jong grut om me heen, wat wil je nog meer. Zitten. Dat komt er niet van, ik gooi bakjes, schepjes, emmers, om eerlijk te zijn oude yoghurtbakken gifgroen zijn ze, toeters en bellen, ja nu komt het, een tamboerijn op het zand. De kinderen vliegen erop af. Het is nog niet compleet dus ik loop naar zee om een yoghurtbak te vullen met water. Ik stop er zeewier bij, een leuke verrassing volgens mij.
Mijn oudste zoon haalt meteen de tak uit de yoghurtbak. ‘Mama, wat is dit?’ Hij tuurt in de emmer. Ik buig, er beweegt iets. Een piepklein spinnetje, of nee een mini inktvis met alleen een hoofd, nee toch een stip met lange dunne poten. Het watertrappelt verwoed onder water. ‘Geen idee, ik weet niet, het lijkt wel een spinnetje’, zeg ik. ‘Papa! Wat is dit?’ roept mijn zoon. Daar komt papa aan. ‘Dat is een zeester’ zegt papa.
We halen zeeën water in alle yoghurtbakken, dopen er kilo’s zeewier in en al gauw hebben we een orkest van zeesterretjes tussen ons in. De Chinezen naast ons kunnen zich niet bedwingen, daar zijn ze Chinees voor en genieten mee. Zelfs Balinezen laten hun wok in de steek om, nou ja, je raadt het al.

maandag 1 maart 2010

gekko

De kikkers hebben hun hielen nog niet gelicht of de gekko laat van zich horen. Zeven keer, staccato, achter elkaar. Ik denk dat het een gekko is. Waarom? Het komt door het geluid dat hij uitstoot, vrij hard, noodzakelijk, toch ook schrapend op de een of andere manier en met een hoge toon erin. Na een tijd denk ik zelfs dat hij gekko zegt. ‘Gek-kò, gek-kò’, en dan nog vijf keer. In mijn levendige fantasie heb ik een collage van hem gemaakt, zittend op een tak in de boom achter in de tuin. Als kin hangt daar een soort kwab.
Op een dag, ik ben niet op stap met mijn oudste zoon, ik zit op de wc en hoor de gekko. Luid en duidelijk, ik tel, zeven keer. Het is twee uur in de middag. Neemt hij me in de maling? De collage valt in duizend snippers voor mijn voeten.
De volgende ochtend gooi ik een balletje op bij Nenga, hij komt elke ochtend onze vloer vegen en dweilen, dat ga ik thuis ook doen denk ik steeds, eerst vegen dan dweilen met lysol. De gekko leeft onder het dak, bij ons in huis. Snel maak ik een nieuwe collage of eigenlijk een film, hij roetsjt over de balken van het plafond, zit met zijn hoofd tussen van alles en nog wat en gluurt af en toe naar ons door een spleet die vast wel ergens zit.

zondag 28 februari 2010

spin

We zijn aan het eind van ons Latijn in onze toeristische achtbaan waar we al de hele dag inzitten, als ik de spin zie. Het is nog steeds zondag. We wandelen rond op het toch nog bereikte tempelcomplex, de tempels liggen aan een meer, heel veel staan er in bamboe stellingen, er wordt druk gerestaureerd. Eerst ontdek ik in het voorbijgaan een web, die opvalt omdat het regent en er kleven druppels aan de spinnendraden. Ik sta erbij stil en zoek de spin. Waar een web is zit meestal een spin, of hij moet even boodschappen doen, maar natuurlijk doen spinnen dat niet en dus zie ik boven in het web een hele grote dikke spin, rustig waken over zijn territorium. Gelukkig alles klopt. Het is mijn eigen kleine verstilde (geluk)moment van de dag, ik kijk heel even en loop door.

zaterdag 27 februari 2010

hagedis

Heb ik niet al eerder de was buiten gehangen over ‘t dagje uit? In ieder geval gaan we niet naar de vleermuizengrot maar naar andere attracties, een warm waterbron. Het is zondag. Als keurige lui die onze Nederlandse cultuur eer aan doen, kijken we eerst wat het allemaal behelst. Dan pas betalen we. We poedelen in mosterdgeel water dat inderdaad warm is, kijken naar Balinezen in het zwembad, zij kijken naar onze circusvertoning en ik ben blij dat we vandaag op pad zijn, want nu waan ik me even geen Nederlandse toerist maar een inwoner die ook op zondag zijn rituele bad neemt.
Als we klaar zijn drinken we koffie, omdat ik daar zo zin in heb. Onze chauffeur annex rondleider annex, vul zelf maar in... heeft al koffie gedronken, toen wij aan het plonzen waren, maar dat geeft niet, hij komt bij ons aan tafel zitten.
‘Look a ...’. Al sla je me dood ik weet echt niet meer wat Made, onze chauffeur zegt. Hij wijst in de verte. Het is vast een beest. Ik sta op, kijk naar het stuk zand langs de rivier, tussen de bomen, het groen, ik scan het gebied af maar ik zie geen dier. Ik geef het op, kan dat eigenlijk niet, tuur nog eens, dan zie ik een hagedis, of eigenlijk een stuk hagedis, een poot en staart. Het is een grote. Ik denk bijna een meter. Ik ben blij, het geeft me het gevoel dat ik in de natuur ben, wat ook zo is.

vrijdag 26 februari 2010

regenworm

Gewoon midden op de dag, je raadt het al, mijn oudste zoon ontdekt hem, steekt een regenworm zijn lijf uit de grond. Perst en wurmt zich omhoog zodat we zijn slungelige voorkomen met diverse kringspieren, kunnen bekijken. ‘Wat is dat mama?’ vraagt mijn oudste zoon. Ik staar naar de sappige, het heeft net fiks geregend, glimmende worm, die zoekend vooruit kronkelt. Is het niet heel lang geleden dat ik een worm heb gezien? Volgens mij wel. ‘Mama, wat is dat?’ Mijn zoon trekt aan me. ‘Dat is een worm, een regenworm’ zeg ik. ‘Een worm’, herhaalt mijn zoon. ‘Waar zit zijn hoofd’, vraagt hij. ‘Een worm heeft geen hoofd, alleen een lichaam’, zeg ik en vraag me af wat hij denkt.
De worm is nu geheel aan de oppervlakte en duikt snel het duister weer in. Zou ik ook doen als worm. Mijn zoon verliest hem niet uit het oog, geen moment, houdt me goed op de hoogte waar de worm is, wat hij doet. Er komt er nog één boven water. 'Ze snuffelen aan elkaar', zegt mijn zoon. Hij krijgt er geen genoeg van, dit is toch niet te geloven, het kan maar niet op. Na een tijdje vergeet hij ze toch.

woensdag 24 februari 2010

kikkers

Elke avond als het rustig is, er wordt in ieder geval weinig gesproken, krijg ik visite van twee kikkers. Het is dan al donker. Op de veranda lees ik een boek, in mijn schommelstoel -in het echt is het op een bankje met kussens, onder een fan in de tuin met bloemen en planten en bomen en gras en een tempel.
Mijn oudste zoon wil ze ook zien. De kikkers waar ik hem over heb verteld. Hij is zo benieuwd naar ze geworden, hij rekt met het naar bed gaan om ze te kunnen bewonderen. Met open mond. Hij roept ze, ‘Kikkertjes waar zijn jullie?’ Ik leg hem uit dat je stil moet zijn, dan pas komen ze tevoorschijn.
Op een avond zijn ze er, onbeweeglijk zit er één op de stenen die tussen de stoeptegels liggen, een tijdje zit hij daar en dan hipt hij verder. Na het kijken naar de kikker, loop ik naar de keuken. Als ik terugkom kan mijn oudste zoon me haarfijn uitleggen waar de tweede kikker zit. Ik zoek met mijn ogen en zie hem. ‘Daar zit hij onder het blad’, zeg ik. ‘Ja daar’, roept hij. Mijn zoon is zo blij dat ik hem zie.

dinsdag 23 februari 2010

krabben

Drie verschillende soorten krabben heb ik gezien. Krabben rennen man. Die op het strand althans. Ze kunnen van zich af bijten. Als ze aan haren hadden kunnen trekken deden ze het ook. Mijn vriend komt aangelopen met zijn handen als kommen bij elkaar. ‘Au!’ roept hij. Hij wil ons zijn prooi laten zien en die gemene krab heeft hem gegrepen. Het is een doorzichtige. Mijn zoon zegt: ‘Oh een krab’. De krab, de schat, springt weg en graaft zich meteen in. De krabben met een barokke schelp op hun rug, nooit geweten dat ze bestaan, kom ik ook tegen op het strand, een kruising tussen een krab en een slak, de slakkrab.
Later die middag gilt mijn oudste zoon dat ik moet komen. Hij staat in zee bij de rotsen. ‘Hier zijn allemaal krabben mama!’ roept hij. Ik ben al bijna bij hem. Eerst zie ik niets, dan schiet er een krab van tien cm breed, opzij. Ik zie er nog één en daar nog één, wat veel! Er klauteren een heleboel krabben. Ze zijn iets minder glad dan de krabbetjes op het strand. De schil is hoekiger. Mooi van kleur ook, je ontdekt ze bijna niet op de donkere rotsstenen.

maandag 22 februari 2010

honden

De honden op Bali hebben iets weg van de autonome honden in Berlijn alleen met nog meer autonomie. Waar ze horen blijft vaak onduidelijk. Om geld te doneren voor de straathonden zijn zelfs winkels opgericht.
Voor we het vliegtuig instappen zijn we bekogeld met adviezen. Verlies nooit je kinderen uit het oog, er heerst hondsdolheid. Een kind staat op ooghoogte met zo’n dier en een lik is zo uitgedeeld.
Nu blijkt mijn jongste zoon dol op honden te zijn. Op het strand waar de honden eten zoeken, ze bedelen niet gaan hun eigen gang, rent de jongste erop af zodra hij ze in vizier krijgt. Ik ren achter hem aan en dans onduidelijk naast mijn zoon, probeer hem terug te lokken, dit verlies ik geheid, tegen zo iets leuks kan ik echt niet op. Als ik mijn zoon gillend terug draag naar onze strandstoelen, hij wil de hond aaien verdomme, is hij een tel later alweer in de buurt van de volgende hond. Het had zo dol kunnen zijn met die honden. Het zijn de kleine stressmomenten van de dag die je voor lief neemt.

zondag 21 februari 2010

apen

Er zijn ook loslopende apen! Het is niet de eerste keer dat ik me tussen apen begeef. Toch blijft het speciaal. Misschien komt het doordat mijn Chinese sterrenbeeld aap is.
Op een middag ben ik op stap met mijn oudste zoon. We wandelen en komen steeds dichter bij de apen. Mijn zoon heeft zijn hand vol gele bloemblaadjes. Van die puntige. Hoe hij eraan komt weet ik niet. Bij een groepje taxichauffeurs zit een aap. We staan stil en ik zeg: ‘Kijk een aap.’ Mijn zoon zegt niets. We staan daar maar en ondertussen word ik aangesproken door drie chauffeurs die me vragen of ik een taxi wil. Allemaal na elkaar. Mijn zoon zet het op een brullen. De aap heeft één van zijn blaadjes afgepakt. Het is in een nanoseconde gebeurd. Ik troost hem, vraag of alles goed is of hij gebeten is en dat is niet zo. Hij is alleen geschrokken, de chauffeurs lachen en wij lopen door en staan bij geen enkele aap meer stil.

zaterdag 20 februari 2010

vlo

Jetlag is net als bevallen, je weet wat het ook al weer is als je er middenin zit. De eerste week is een drama. Wakkere kinderen zijn geen pretje als ze eigenlijk moeten slapen. Als ze dan ook nog janken dan... Vul zelf maar in. In ons hotel met uitzicht op rijstvelden slapen we in één kamer.
Midden in de nacht worden we verrast door een orkest. Onze tweeling huilt hartstochtelijk. Ze doen een wedstrijd wie het langst kan huilen en wisselen elkaar daarbij mooi af. Dochterlief houdt het, het langst vol.
De volgende avond als de kinderen in bed liggen en we buiten hangen op de tafel met rieten mat met klein tafeltje in het midden, tafel op tafel weet je nog, horen we onze dochter huilen. Al best lang eigenlijk. We kijken elkaar aan. Is ze gestopt? Het was een adempauze. Het is meenes. Wie kijkt? Mijn vriend staat op. Hij komt terug met de mededeling dat er een vlo in haar bed zit. ‘Een vlo springt toch?’ vraagt hij. Ja hij weet het zeker hij heeft een vlo gezien. Ik krijg ontzettende medelijden met mijn dochter ze mag niet meer in het bed slapen moet bij ons in bed komen, alleen ligt onze oudste zoon daar al, hoe moet dit nu? ‘Gisteren had ze natuurlijk ook last van die vlo’, zegt mijn vriend. Hij klopt het bed uit, wonder boven wonder worden de jongens niet wakker en is het op een gegeven moment dan toch stil. Weldadig.

vrijdag 19 februari 2010

mieren

Mieren heb ik natuurlijk ook gezien, in allerlei soorten en maten. Er zitten behoorlijke exemplaren tussen. Aanvankelijk vind ik ze eng, maar ze bijten niet, dus duld ik ze in mijn buurt. Een Balinese vrouw drukt zonder pardon een mier dood en veegt hem weg, dit alles voor mijn lieftallige dochter die de trap af gaat klimmen. Ik zie het als een beleefde daad.
Niet zo beleefd zijn de mieren in onze keuken. Ze marcheren richting keukenkast. Nadat ik een stuk of zes mieren, deze zijn piepklein, in de babymelkpoeder ontdek, pak ik als een bezetene al het etenswaar in plastic tassen. Onhandig omdat het plastic niet doorzichtig is en je dus niet kan zien wat waar zit. Goed als geheugengymnastiek.
Op een middag ben ik op stap met mijn oudste zoon. “Kijk mama een heersbeestje,’ zegt hij. Ik kijk naar het beestje dat hij aanwijst. Het is een dikke vette mier. Zoals je weet bestaat een mier uit drie delen en het laatste gedeelte van zijn lijf ziet er uit als een lieveheersbeestje dat niet kan vliegen. “Dat is een mier,’ zeg ik. Hij kijkt me ongelovig aan. ‘Echt waar?’ vraagt hij. ‘Zeker weten, een mier met stippen,’ zeg ik.

donderdag 18 februari 2010

eenden

Op een ochtend, ik wrijf mijn ogen uit, en stap de aircokamer uit de föhn in. Zo voelt een kaasje zich als het uit de ijskast wordt gehaald. In het rijstveld kwaken eenden. Huh zie ik het goed? Zijn het geen ganzen? Ik knijp met mijn ogen en focus. Het zijn eenden. Vreemd om ze niet zoals ik gewend ben in het water te zien dobberen. Het rijstveld dat na het oogsten een dor en rommelig uiterlijk heeft, herbergt voor de kwetteraars nog van alles waar wij onze neus voor op zouden halen. Ze doen me denken aan wat ik aantref als ik tijdens een houseparty een wc bezoek. Ik maak een notitie in mijn hoofd van dit tafereel en loop alle dieren na die ik gezien heb en besluit extra alert te zijn op wat nog gaat komen. In de supermarkt schaf ik een schrift aan met ruitjespapier. De blokken zijn groot, 16 bij 16 mm. Als een trotse pauw maak ik een lijst van alle dieren die ik al gezien heb tot nu toe.

woensdag 17 februari 2010

katten

De katten op Bali zijn kleiner dan je gewend bent. De aaibaarheidsfactor is ook nog eens verrekt laag. Zo laag, dan wel afwezig, dat ik kssst ga roepen als ik een kat bij onze openstaande deur zie. Je kent het wel, je bent aan het ontspannen in een schommelstoel op de veranda na een lange zware stranddag. Je zit lekker en wordt ruw gestoord door een sluipende kat. De kat wil maar één ding, naar binnen glippen, om te kijken of er iets is dat de honger kan stillen. Toch ben ik de vrouw die de plannen van de kat bruut doorkruist. Vang iets buiten. Een muis of zo.
Als straf, zo voel ik het, word ik de laatste dagen in ons nieuwe hotel vlak bij zee, elke keer door de opgezette kat boven op de kast, pontificaal aanwezig, vuil aangekeken. Zijn bek staat open, ik zie zijn scherpe tanden, het lijkt alsof er op de hoektand een sterretje glinstert.

maandag 15 februari 2010

muis

Eén muis heb ik gezien. Eén! Slap in de bek van een rennende kat.

zondag 14 februari 2010

vleermuizen

De schemer is gevallen en dan beginnen de vleermuizen met muggen eten. Ze fladderen roekeloos rond, op boomhoogte. Ze zijn leuk.
Deze zondag gaan we een uitstapje maken en ik wil naar de vleermuizengrot ergens vlak bij zee. Er schijnen honderden, nee duizenden, vleermuizen in trossen in de grot te hangen. Als we dit plan voorleggen aan de chauffeur, hij gaat ons de dag van ons leven bezorgen, kijkt hij bedenkelijk. We stemmen dan toch in met zijn eigen uitgestippelde route. Geen grot, wel hete bronnen, lunchen tussen de rijstterrassen en een tempel aan een meer. Gedurende de dag, bij de lunch, komen we erachter dat we in de toeristenval zijn gelopen. De lunch is ook één van de vele attracties waar we doorheen worden geloodst. We zitten tussen bejaarde toeristen aan een warm buffet. Moe van de vele kilometers die we erop hebben zitten, met een hele lege portemonnee, komen we thuis.

zaterdag 13 februari 2010

slang

Net als bij onze favoriete koffiebar kijken we vanuit ons huis op rijstvelden. Er zijn vrouwen aan het oogsten. Met een sikkel snijdt een vrouw rijstplanten los, geeft de bos door aan iemand anders. Die slaat de bos tegen een soort wasbord dat schuin staat in een rieten mand. Met z’n zevenen zijn ze. Het lijkt zo makkelijk in de tropische hitte. Er ontstaat beroering. Ze stuiven uit elkaar en kijken naar het slagveld, hysterische kreetjes makend. Er is iets aan de hand. Wij weten niet wat en vragen of er een slang is. ‘Snake? Snake?’ Sommige vrouwen knikken met hun hoofd en beginnen opgelucht te lachen. Ik weet niet zeker of we elkaar goed begrijpen.
Dik een week later lopen we door een hele lange steeg naar het strand. Het is onze vaste route geworden en we noemen de steeg Gang, vernoemd naar de Nieuwe Gang die vlak bij ons huis thuis, is. Halverwege de Gang kunnen we niet verder want er ligt een slang, doodstil. Een Australisch stel, de jongen staat bijna op de slang het meisje keurig ver weg, vraagt aan niemand in het bijzonder, of de slang niet over de muur in het groen gegooid moet worden. In ieder geval is duidelijk dat de jongen ervoor wil zorgen dat de slang uit de steeg verwijderd wordt. Wie het gaat doen maakt niet uit als het maar snel gedaan wordt en niet door hemzelf. Ik kijk naar de slang, hij is niet zo dik, ook niet lang, groenbruin, geen opvallende kleur en de schubben zijn fijn getekend. ‘Is hij giftig?’ vraagt mijn vriend. Hij staat met zijn armen gespreid in de Gang. Zijn handen raken bijna beide muren. Volgens het Australische meisje zijn de giftige groen. Leeft de slang wel? Hij ligt zo stil. Op een gegeven moment durven we het aan om langs de slang te lopen. Ik ben niet bang maar vind het langslopen toch spannend.
Er komt een Balinees aangekuierd, hij bukt bij de slang. De jongen uit Australië begint aan zijn lofrede voor slangen in het groen en vraagt of de Balinees dit wil doen. De Balinees kijkt naar de slang, eigenlijk kijken we allemaal naar de slang en naar hoe de Balinees de slang bestudeert. We hopen dat hij de slang over de muur gaat gooien. Er gebeurt niets. Het duurt me allemaal te lang en ik sleur mijn gezin richting strand. Al snel rijdt het Australische stel op de motor langs. De jongen vertelt met enig triomf dat het is gelukt de slang over de muur te krijgen. Door de Balinees uiteraard. Wauw! Mijn schuld dat we dit net hebben gemist.

vrijdag 12 februari 2010

vissen

Het eerste exotische aan ons hotel is de vijver met vissen langs het pad naar ons huis. ‘Kijk mamma vissen’, wijst mijn oudste zoon. Er zwemmen prachtige vissen die je alleen ziet als ze net onder de oppervlakte zijn of als ze even kun bek openen aan de oppervlakte. Het lijkt of ze een hap lucht nemen. Het water is moddergrauw waarin de knaloranje vissen met witte vlekken waarlangs een zwarte bies loopt, zeer goed staan. Hier en daar steekt een blad van een waterlelie omhoog. Het stikt van de vijvers, dus ook vissen.
Aan de overkant van ons hotel steekt uit een minivijver, ook daar roeren zich vissen, een muziekinstrument. Het instrument is een uit bamboe opgebouwd raamwerk bespeelt door een straal water, uit de bek van een stenen kikker, dat een klein rad in beweging zet. Het rad zorgt dat er stokjes tegen andere stokjes, ook van bamboe, tikken. Mijn zoon wordt een magneet, dan een klevende lolly, als we de muziek al horen.
Onze favoriete koffiebar, de ruimte lang met open einde, heeft een bank perfect dwars neergezet met zicht op de rijstvelden en natuurlijk een vijver.

donderdag 11 februari 2010

libellen

‘Wat is dat?’ vraagt mijn oudste zoon. ‘Een libelle’ zeg ik. ‘De helikopters onder de vliegende beesten’ verduidelijkt een vreemde man ons. Gut een Nederlander. Een paar dagen later vraagt mijn zoon terwijl er een libelle in de buurt is, ‘Wat is dit?’. ‘Dat is een libelle, je weet wel een soort helikopter’. ‘O een libelle’ roept hij.
Een libelle kun je niet echt goed bestuderen, ze zijn er of komen aan gevlogen, maar zijn ook zo weer weg. Inderdaad niet zo slecht gevonden van die vreemde meneer.
We komen nog geregeld Nederlanders en kleine helikopters tegen, de Nederlanders blijven iets langer hangen dan je lief is. Maargoed je wisselt wat uit over hoe warm het wel niet is of hoe koud het in Nederland is op dat moment en dan gaan ze uiteindelijk toch verder. Ze gaan hun eigen weg naar een stuk schaduw of naar een Warung, de zee, een supermarkt, een winkeltje met sarongs, een tempel, een vulkaan of weet ik veel waar naartoe.

woensdag 10 februari 2010

kakkerlakken

In ruime aantallen zitten ze op warme vochtige plekken. Met de twee voelsprieten fier vooruit, blijven ze vies. De paar die ik gezien heb, in de natte ruimte natuurlijk, liepen op hun dooie gemak ergens naartoe. Geen geroetsjt. Klein en fijn. Als kind heb ik grote hoeveelheden dode kakkerlakken gezien. In de tearoom van mijn ouders in de binnenstad van Amsterdam werd één keer in de zoveel tijd gif gespoten tegen de onuitroeibare gluiperds. De dag na zo’n spuitsessie lag de vitrine waarin normaal taarten staan, bezaaid met kakkerlakkenlijken.
Ze planten zich zo snel voor, het lijkt wel exponentieel. Een vrouwelijke kakkerlak draagt ongeveer dertig kakkerlakken in een eipakket lees ik op een site die we allemaal wel kennen en ze eten alles.
De hele dikke, echt wel grote, die ik op een dag op straat zie, is dood. Ben ik daar blij om? Zeker, bij kakkerlakken geldt hoe groter hoe enger. Hoewel ik heb nog nooit een grote levende gezien. Juist die avond lees ik mijn oudste zoon het boek Pluk en de Petteflat voor waarin Pluk bevriend raakt met kakkerlak Zaza.

dinsdag 9 februari 2010

salamanders

Echt geinige dieren zijn de salamanders, nu moet ik toegeven dat ik niet zeker weet of het salamanders zijn, voor het gemak noem ik ze zo. Ze hebben een vaal bruin grijze kleur en aan het einde van hun vingers, elke poot loopt in vijf vingers uit, zit een soort bolletje, misschien zijn het wel noppen. Ze lopen uit van 7 tot 12 cm.
Op een avond lig ik buiten op een verhoogde rieten mat, met daarop in het midden een kleine tafel, tafel op tafel eigenlijk en wacht wat tot het bier arriveert. Er zijn er drie, twee grote en een kleine, aan de muur geplakt. Doodstil zitten ze. Natuurlijk blijf ik kijken. Dan schiet er een op een insect af. Weg insect. Het ging zo snel dat ik niet weet hoe de prooi gevangen is.
Ik kom de salamanders geregeld tegen. Ze zijn hier net als muizen. Ze leven achter keukenkastjes, schilderijen, dingen die aan de muur hangen. Ze bewegen zo snel dat je schrikt omdat ze zich willen verstoppen zodra je aan komt lopen.

maandag 8 februari 2010

muggen

Al een uur nadat we zijn geland zit ik onder de irritante dikke rode muggenbulten. Ik heb nog geen mug gezien of gehoord. Hoe kan dit? Stiekeme beesten. Beesten? Zeg maar gerust beestjes, ze zijn gemeen klein, kom ik later achter. De rest van mijn gezin zit ook onder. De meegebrachte knijpfles muggenlotion met deet is niet toereikend. We kopen zeker nog vier family tubes erbij gedurende de drie weken dat we op Bali zijn. Ik was vergeten hoe naar dit allemaal is.
Veel te laat, vandaag, hoorde ik dat je op jeukende bulten tandpasta kunt smeren en dit helpt, echt, tegen de jeuk en de zwelling.
De laatste dagen, vertoevend honderd meter van zee hoeven we niet meer drie keer per dag, met sunblock (factor 50), erbij trouwens zes a zeven keer, maal vijf (gezinsleden) is vijfendertig keer, te smeren. Wat een opluchting.

vrijdag 15 januari 2010

woensdag 13 januari 2010

maandag 11 januari 2010

zondag 10 januari 2010

liegen

Ik hou van liegen en van mensen die liegen. Liegen doe ik altijd zo vaak als kan. Luis op met je waarheid. Ik lieg het liefst tegen mezelf. Dat is het vertrouwdst. Een ander heeft nooit door als ik lieg, of lieg ik dit nu? De leugen om bestwil is mij te min. Ik weet zeker dat als ik mocht sterven ik zal blijven liegen. Wat is eigenlijk het synoniem van liegen? Jokken. Jokken doe ik niet, nee ik lieg alleen. 

zaterdag 9 januari 2010

vrijdag 8 januari 2010

tagliatelle met bleekselderij à la Herman

Herman is de oudere vriend van Sjak waar zij mee ging samenwonen op haar twintigste. Er zijn twee dingen die Sjak van hem heeft overgehouden: dit recept en haar huis aan de Anjelierstraat.

Hak drie stengels van een bleekselderij in stukken en smoor deze ca een half uur in olijfolie met peper en zout en een maggi kruidenbouillonblokje tot dat het zacht is. Gooi er dan een stuk magor bij en flink wat peper. Ook dit is een machtig recept, dus serveer niet te veel.

donderdag 7 januari 2010

tagliatelle a la Jacqueline

Dit oer Italiaans gerecht kan niet mislukken en is in een klein half uur klaar (zonder salade, voeg dan nog tien minuten toe). Het is nog vegetarisch ook.  Zelfs mannen willen nu doorlezen.

Bak (eerst hoog) en stoof (laag dus) in olijfolie een normale stronk bleekselderij. Koop deze in de natuurwinkel, anders is er grote kans op waterigheid. Hak eerst in stukken van 7 mm (in zijn geheel in de pan roert niet lekker) met twee of drie tomaten (het liefst ‘tasty tom’ en geen lichtrode smakeloze dingen, trouwens even halveren die tasty tommetjes). Bakstoof tot het soepel eetbaar is en de tomaten er niet meer uitzien (als tomaat). Beetje kruidenbouillonpoeder toevoegen als smaakversterkversteviger mag of snuf zout kan ook. (Ik ga zelf voor de poeder). Peper. Voeg op het laatst een teen(tje) knoflook toe, gehakt, geperst of gekneusd (grapje). Kook de tagliatelle. Voeg toe aan het prutje. Roer een pakje Magor (snij in blokjes, mengt prettiger) door het geheel.

Heet opdienen, pas op niet aangebrand.

Fijn met salade (wie eet dit nu niet bij de avondmaal). Serveer ook eens als lunch of ontbijt of als tussengerecht. Je hoeft niet eens van bleekselderij en Magor te houden!

Volgers

Over mij

Mijn foto
in maart en april een quiz, in mei interviews, in juni roddels, total make overs in juli, augustus de videoroman, september stellingen, in oktober een kort luisterverhaal, bloopers in november, een december vol problemen, in januari lekker makkelijk, in februari en maart de fauna reportage, in april is minimarktonderzoek onder uitzendbureaus als soapopera verwijderd onder het mom van eigenbelangen gaan voor, toen op stap met mijn oudste zoon, nu mijmeren over een nieuwe website